Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Aansprakelijkstelling geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking door de ontvanger en vindt niet plaats vóór het tijdstip waarop de belastingschuldige in gebreke is met de betaling van zijn belastingschuld. De beschikking vermeldt in ieder geval het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat en de termijn waarbinnen het bedrag moet worden betaald. Voor zover de aansprakelijkstelling betrekking heeft op een bestuurlijke boete, geschiedt zij met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (art. 49 lid 1 IW).

Op de in art. 49 lid 2 IW bedoelde beschikking is afdeling 4.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing (art. 49 lid 2 IW).

De ontvanger maakt de beschikking bekend door toezending als aangetekend stuk (art. 49 lid 3 IW). 

Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de in art. 49 lid 1 IW bedoelde beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing (art. 49 lid 4 IW). 

Met betrekking tot art. 49 lid 3 IW zijn de artt. 25 lid 3 en 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing indien het niet aan de aansprakelijk gestelde is te wijten dat:

  1. de vereiste aangifte niet is gedaan; of
  2. niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, 47, 47a, 49 en 52 van die wet, alsmede aan de verplichtingen ingevolge artikel 53, eerste, tweede en derde lid, van die wet voor zover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen (art. 49 lid 5 IW). 

De ontvanger stelt de aansprakelijk gestelde desgevraagd op de hoogte van de gegevens met betrekking tot de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld voor zover deze gegevens voor het maken van bezwaar, het instellen van beroep of beroep in cassatie redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht (art. 49 lid 6 IW). 

Het bezwaar kan geen betrekking hebben op feiten of omstandigheden die van belang zijn geweest bij de vaststelling van een belastingaanslag en ter zake waarvan een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gedaan (art. 49 lid 7 IW).