Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Om de juiste beoordelingsmaatstaf te kunnen hanteren zal ten tijde van de behandeling in raadkamer duidelijk moeten zijn welke bepaling of bepalingen aan het beslag ten grondslag ligt.

  • HR 12-06-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2565
    Ten tijde van de bestreden beslissing was het beslag gegrond op art. 94a Sv. De rechtbank is in haar bestreden beschikking dus ten onrechte ervan uitgegaan dat (nog) sprake was van een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag. Indien in een dergelijk geval een derde/niet-beslagene die stelt eigenaar te zijn, zich daartegen keert, dient de rechter die over dat beklag heeft te oordelen, als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is of de klager als derde/niet-beslagene als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijkt te geven.Indien dit laatste het geval is, zal hij tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a lid 3 Sv of art. 94a lid 4 Sv voordoet (vgl. HR 05-07-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2970).
  • HR 06-03-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6174
    Gelet op het feit dat het klaagschrift ex art. 552a Sv onder meer inhoudt dat het zich richt tegen het beslag ‘voorzover dat moet worden geacht conservatoir te zijn', had de rechtbank blijk moeten geven te hebben onderzocht op grond van welke bepalingen het beslag is gelegd, meer in het bijzonder of het beslag mede berustte op art. 94a Sv. Voorzover een beklag is gericht tegen inbeslagname ex art. 94a Sv geldt immers als maatstaf, anders dan die welke de rechtbank heeft aangelegd, of zich al dan niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete tot tenminste de hoogte van de waarde van het in beslag genomen voorwerp danwel de verplichting tot betaling van een geldbedrag tot tenminste die hoogte ter ontneming van wederrechtelijk voordeel zal opleggen (vgl. HR 25-03-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3850, zie hierna).
  • HR 05-07-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2970
    De enkele door de rechtbank in aanmerking genomen nalatigheid van het openbaar ministerie om zijn standpunt met stukken te onderbouwen, kan geen grond vormen voor het oordeel dat de inbeslagneming onrechtmatig is. Een dergelijk oordeel had alleen kunnen worden bereikt op grond van de vaststelling – eventueel op grond van nader onderzoek – van de daarvoor relevante, de beslaglegging zelve betreffende, feiten en omstandigheden. De rechtbank had, in het licht van hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd en van de stukken, blijk moeten geven te hebben onderzocht of het beslag berustte of was komen te berusten op art. 94a Sv. In dat geval zou als maatstaf hebben te gelden of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als derde/niet-beslagene als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt. Indien dit laatste het geval is, zal voorts moeten worden onderzocht of zich de situatie van art. 94a lid 3 Sv of art. 94a lid 4 Sv voordoet.
  • HR 25-03-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3850
    Voor zover een beklag is gericht tegen inbeslagname ex art. 94a Sv geldt als maatstaf of zich al dan niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete tot tenminste de hoogte van de waarde van het in beslag genomen voorwerp danwel de verplichting tot betaling van een geldbedrag tot tenminste die hoogte ter ontneming van wederrechtelijk voordeel zal opleggen.

of liggen:

  • HR 05-09-2006, LJN AU5723 en LJN AU6712, NJ 2006, 612
    De rechtbank heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel staat dat Y de eerdergenoemde vordering heeft op de notaris. Uit de vaststaande omstandigheid dat Y ten tijde van de beneficiaire aanvaarding van zijn erfdeel twee jaar oud was, kan niet anders volgen dan dat bij hem geen sprake was van de wetenschap of het vermoeden ex art. 33a lid 2.a Sr onderscheidenlijk art. 94a lid 3 Sv. Gelet hierop is het oordeel van de rechtbank dat meergenoemde vordering vatbaar is voor inbeslagneming met het oog op verbeurdverklaring dan wel voordeelsontneming in een strafrechtelijke procedure tegen zijn wettelijke vertegenwoordigster, onjuist.

De rechter moet de juridische grondslag onderzoeken en daarover gemotiveerd beslissen:

  • HR 12-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:630
    Gelet op de stukken van het geding en in het licht van hetgeen is aangevoerd door de partijen kon de rechtbank niet volstaan met de enkele vaststelling dat het beslag in het kader van 94a Sv is gelegd, maar had zij ervan blijk moeten geven onderzoek te hebben gedaan naar de juridische grondslag van het beslag en haar oordeel dienaangaande nader dienen te motiveren. Het oordeel van de rechtbank dat sprake is van conservatoir beslag ex art. 94a Sv is, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, nu de rechtbank er geen blijk van heeft gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom geen sprake is van een art. 94 Sv-beslag. De beslissing van de rechtbank is dus ontoereikend gemotiveerd.

Inbeslagneming ex art. 94 Sv

Bij inbeslagneming op basis van art. 94 Sv staat de waarheidsvinding centraal:

  • HR 11-03-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6224
    Onder het belang van de strafvordering is te verstaan de veiligstelling van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat. Tot deze belangen behoort, voorzover hier van belang, het aan de dag brengen van de waarheid (vgl. HR LJN AB6125). Het oordeel van de rechtbank dat de door haar genoemde onderzoeksgronden i.c. moeten worden gerekend tot het belang van de strafvordering geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat onderzoek naar de waarde, de herkomst en de oorspronkelijke eigenaar van de inbeslaggenomen tegels van belang kan zijn voor de waarheidsvinding omtrent strafbare feiten.

ook wat betreft het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in art. 36e Sr, en het verwijderen uit het maatschappelijk verkeer van voorwerpen waarvan de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen.

Inbeslagneming ex art. 94a Sv

Bij inbeslagneming met toepassing van art. 94a Sv gaat het om een conservatoir beslag, waarmee in geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, beoogd wordt een verhaalsmogelijkheid zeker te stellen in verband met een later eventueel op te leggen geldboete of ontnemingsmaatregel.

De rechter moet de juridische grondslag onderzoeken en daarover gemotiveerd beslissen:

  • HR 12-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:630
    Gelet op de stukken van het geding en in het licht van hetgeen is aangevoerd door de partijen kon de rechtbank niet volstaan met de enkele vaststelling dat het beslag in het kader van 94a Sv is gelegd, maar had zij ervan blijk moeten geven onderzoek te hebben gedaan naar de juridische grondslag van het beslag en haar oordeel dienaangaande nader dienen te motiveren. Het oordeel van de rechtbank dat sprake is van conservatoir beslag ex art. 94a Sv is, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, nu de rechtbank er geen blijk van heeft gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom geen sprake is van een art. 94 Sv-beslag. De beslissing van de rechtbank is derhalve ontoereikend gemotiveerd.