Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Zodra het openbaar ministerie reden heeft om aan te nemen dat een inbeslaggenomen voorwerp niet uitsluitend aan de verdachte toebehoort, doet het de nodige naspeuringen naar degene die als rechthebbende zou kunnen gelden en stelt het, wanneer het toepassing wil geven aan het bepaalde in art. 116 lid 3 Sv, degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen in kennis van de bevoegdheden die deze heeft ingevolge art. 552a Sv (art. 552ca lid 1 Sv).

Als een ander dan de beslagene het openbaar ministerie verzoekt om toepassing te geven aan het bepaalde in art. 116 lid 3 Sv, stelt het deze ander, wanneer het zich daartoe buiten staat acht, in kennis van de bevoegdheden die deze heeft ingevolge de art. 552a Sv tot en met art. 552c Sv (art 552ca lid 2 Sv).

De officier van justitie die van de griffier bericht ontvangt dat een klacht is ingediend ingevolge art. 552a Sv, deelt de voorzitter van het gerecht mede wie naar zijn oordeel als rechthebbende op het inbeslaggenomen voorwerp waarop de klacht betrekking heeft, kan gelden (art. 552ca lid 3 Sv).