Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Maatstaf ex art. 94a lid 2 Sv.

De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit HR 21-09-1999, NJ 2000, 161 ten aanzien van hetgeen de rechter dient te onderzoeken bij de beoordeling van een klaagschrift gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94a lid 2 Sv.

De rechtbank heeft bij de beoordeling van het klaagschrift betrokken dat jegens klager de verdenking is gerezen van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan klager een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.

Aldus heeft de rechtbank de juiste maatstaf aangelegd. Die maatstaf vergt niet een onderzoek naar de proportionaliteit tussen de waarde van de in beslag genomen voorwerpen en de hoogte van de evt. op te leggen geldboete of van het te ontnemen bedrag.

Omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de rechter in de motivering van zijn beslissing ervan blijk dient te geven een dergelijk onderzoek te hebben verricht. Zodanige omstandigheden zijn hier niet gebleken.