Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Scheepsexecutie. Hoewel de wet daar niet in voorziet, is onderhandse verkoop mogelijk.

Rechtbank

De president van de rechtbank Rotterdam weigert een verzoek tot onderhandse executie van het motorschip ‘All-Ways’ vanwege het ontbreken van een wettelijke mogelijkheid daartoe.

Hof

Het hof vernietigt het vonnis van de president en onderbouwt dit als volgt.

Het verzoek van de hypotheekhouder om een verbonden zaak onderhands te verkopen, is geregeld in art. 3:268 lid 2 BW, terwijl in Boek 8 BW, met enige hier niet ter zake doende uitzonderingen ten aanzien van hypotheken op schepen, wordt verwezen naar Boek 3 BW, zodat de bepalingen uit dat boek in beginsel op scheepshypotheek van toepassing zijn.

Nu wordt in art. 579 Rv ten aanzien van de executie door de hypotheekhouder van een schip verwezen naar art. 544 Rv en art. 545 Rv, maar niet naar art. 548 Rv, waarin uitwerking wordt gegeven aan de in art. 3:268 lid 2 BW gegeven mogelijkheid van de hypotheekhouder tot onderhandse verkoop van de verbonden zaak.

Het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek moet prevaleren boven hetgeen ter uitwerking in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald. Het hof ziet er hierbij niet aan voorbij dat de wetgever, gezien de Memorie van Toelichting, die afwijking heeft gewild en wel omdat de onderhandse verkoop niet zou stroken met de wenselijkheid van een vlotte tenuitvoerlegging die bij schepen op haar plaats is. Hier is een misvatting van de wetgever in het spel, zodat het voor de hand ligt hier de als algemeen geldend bedoelde regeling van Boek 3 BW te volgen.