Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Executoriale verkoop van een gepretendeerde of niet opeisbare vordering op grond van artikel 474bb Rv.

Feiten

Landinvest beschikt over een executoriale titel tot betaling van een geldsom ten laste van Huber. Hubert betaalt niet. Landinvest weet dat Huber een vordering pretendeert te hebben op Forward, dat daarover een procedure aanhangig is en dat Forward in die procedure de vordering van Huber betwist. Landinvest legt, terwijl de procedure van Huber tegen Forward nog loopt, executoriaal beslag ex art. 474bb Rv op de door Huber gepretendeerde vordering op Forward. Nadat de wettelijke termijn van vier weken is verstreken (zie art. 462 lid 1 Rv) vindt een executieveiling plaats. Op die veiling koopt Hydra de gepretendeerde vordering van Huber op Forward. Hydra verzoekt vervolgens, op grond van het bepaalde in art. 225 Rv, de rechter waar de procedure tussen Huber (als eiser) en Forward (als gedaagde) aanhangig is (de Hoge Raad) om als executiekoper en dus rechtsopvolger onder bijzondere titel, in de plaats van Huber als procespartij te worden gesteld. 

Huber verzet zich tegen het verzoek van Hydra en voert onder meer aan dat:

  1. derdenbeslag de enige en exclusieve manier is om een vordering te beslaan, en
  2. executieverkoop op grond van art. 474bb Rv van een gepretendeerde vordering nietig is.

Hoge Raad

Tot het moment van de executieverkoop kan een executiegeschil op grond van art. 438 Rv gevoerd worden en na het moment van de executieverkoop kan uitsluitend in een nieuwe procedure de rechtmatigheid van executie tussen de geëxecuteerde (Huber) en de executant (Landinvest) worden getoetst.

Wat niet mogelijk is, is om tegen de executiekoper (Hydra) op te komen. Executiegeschillen moeten worden gevoerd tussen de geëxecuteerde en de executant. Na de eenmaal voltooide executie resteert nog slechts een mogelijke vordering uit hoofde van onrechtmatige daad op de executant (Landinvest).