Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Incidentele vordering tot (onvoorwaardelijke) uitvoerbaarverklaring bij voorraad ex art. 234 Rv is mogelijk.

Ingeval de rechter in de vorige instantie zijn uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard of dit wel heeft gedaan maar daaraan niet de voorwaarde heeft verbonden dat zekerheid wordt gesteld, geeft de wet, indien tegen die uitspraak een rechtsmiddel is aangewend, aan de rechter bij wie de zaak dan aanhangig is, de mogelijkheid om op vordering van een partij die uitspraak alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (art. 234 Rv) of aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat zekerheid wordt gesteld (art. 235 Rv).

Voorts staat de wet in hoger beroep de appelrechter toe op vordering van een partij de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak te schorsen (art. 351 Rv).

In dit stelsel kan dus na aanwending van een rechtsmiddel tegen de uitspraak, de tenuitvoerlegging bij voorraad - al of niet na zekerheidstelling - of de schorsing daarvan (opnieuw) aan de rechter bij wie de zaak dan aanhangig is ter beoordeling worden voorgelegd, ook al bevat de uitspraak van de vorige rechter een uitdrukkelijke beslissing op dit punt, bijvoorbeeld in de vorm van een gemotiveerde afwijzing van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Daarom brengt een redelijke en met dit stelsel verenigbare toepassing van art. 234 Rv en art. 235 Rv mee, dat in de op de voet van deze bepalingen geopende incidenten ook de vraag aan de orde kan worden gesteld of de door de vorige rechter aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad verbonden voorwaarde van zekerheidstelling geheel of ten dele gehandhaafd moet blijven.

De partij die daarbij belang heeft, kan dan ook op de voet van art. 234 Rv een incidentele vordering tot opheffing van de door de vorige rechter opgelegde voorwaarde instellen dan wel, op de voet van art. 235 Rv, wijziging van die voorwaarde kan vorderen.

Dit laat overigens onverlet de mogelijkheid tot het instellen van vorderingen op de voet van art. 616 Rv. met betrekking tot de modaliteiten van de zekerheidstelling, of van vorderingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging op de voet van art. 438 lid 2 Rv.

Gerelateerde artikelen