Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Veroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Incidentele vordering tot schorsing ex art. 351 Rv. Belangenafweging.

Feiten

De kantonrechter verklaart voor recht dat de aan een woning verbonden hypothecaire leningen deel uitmaken van de nalatenschap en dat geïntimeerde deze door haar afgeloste hypothecaire leningen in mindering mag brengen op het door haar in te brengen bedrag in de nalatenschap. Appellant dient daarom een bedrag aan geïntimeerde te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. Geïntimeerde legt executoriaal beslag op de woning van appellant en dreigt met executoriale verkoop.

Appellant gaat van het vonnis in hoger beroep en vordert in het incident schorsing van de executie ex art. 351 Rv.

Hof

Het hof overweegt, onder verwijzing naar HR 30-05-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012 (Newbay/Staat) en HR 20-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:688, dat bij de beoordeling van de vordering tot schorsing het volgende geldt:

  1. de eiser in het incident moet belang hebben bij de door hem gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis;
  2. de belangen van partijen moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven;
  3. bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing;
  4. indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de incidenteel eiser die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij de beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken;
  5. indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.

De kantonrechter heeft de uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet gemotiveerd, zodat het hof beslist met inachtneming van het onder (i) tot en met (iii) vermelde.

Appellant stelt dat geïntimeerde geen belang heeft bij executoriale verkoop van haar huis, nu zij voor haar inkomen niet afhankelijk is van de opbrengst, terwijl er, als gevolg van het executoriale beslag, geen risico meer is dat appellant de woning verkoopt waardoor verhaal niet meer mogelijk is. Volgens appellant moet haar belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging boven het belang van geïntimeerde prevaleren, nu appellant afhankelijk is van een bijstandsuitkering en verkoop van de woning tot gevolg zal hebben dat zij en haar kinderen andere woonruimte met hogere woonlasten zal moeten zoeken.

Het hof wijst de vordering van appellant af. Het belang van geïntimeerde bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling tot betaling is dat zij niet op het haar toekomende bedrag hoeft te wachten tot de veroordeling onherroepelijk is geworden (vgl. HR 27-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2602).

Appellant onvoldoende gesteld dat het voor haar niet mogelijk is de executoriale verkoop te voorkomen door op enigerlei (andere) wijze tegemoet te komen aan het belang van geïntimeerde bij executie (bijvoorbeeld door het alsnog verkrijgen van een hypothecaire lening). 

De omstandigheid dat de gevolgen van tenuitvoerlegging door executoriale verkoop mogelijk moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt, is ontoereikend voor schorsing.

Gerelateerde artikelen