Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Vervangende toestemming ex art. 3:300 BW

Feiten

Eiser vordert de medewerking van gedaagde tot doorhaling van de hypothecaire zekerheid. In een eerder vonnis had de rechtbank Overijssel bepaald dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van gedaagde voor elke rechtshandeling die nodig is tot doorhaling van die hypothecaire zekerheid. Eiser stelt dat de notaris de hypotheek niet kan doorhalen, omdat de notaris aan de hypotheekverstrekker van de koper ‘100% moet garanderen’ dat de te leveren woning vrij is van hypotheek, en dat die garantie niet kan worden gegeven omdat de mogelijkheid bestaat dat dit vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Daarom eist eiser dat gedaagde alsnog wordt veroordeeld om persoonlijk bij de notaris mee te werken aan de doorhaling van de hypotheek. Gedaagde weigert aan de doorhaling mee te werken omdat hij de consequenties niet kan overzien.

Voorzieningenrechter

Het eerder gewezen vonnis berust op art. 3:300 BW, inhoudende dat de rechter kan bepalen dat zijn uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene, die tot de rechtshandeling gehouden is.

Ingevolge art. 3:301 BW kan zo’n rechterlijke uitspraak in de openbare registers worden ingeschreven, indien zij uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en aan de gedaagde (in dit geval gedaagde) is betekend, en sedert die betekening een termijn van veertien dagen is verstreken.

Met betrekking tot het risico van vernietiging van het vonnis in hoger beroep vermeldt de Memorie van Toelichting op deze bepaling (Parlementaire Geschiedenis InvW 3, p. 401) dat de mogelijkheid van inschrijving van een krachtens art. 3:300 BW gewezen rechterlijke uitspraak in de openbare registers moeilijk kan worden gemist, omdat het belang van eiser bij een onverwijlde totstandkoming van de levering zeer dringend kan zijn.

  • “Hoewel (aldus de Memorie van Toelichting) niet is uitgesloten dat de levering achteraf alsnog ongeldig zal blijken, zou het in strijd zijn met de eisen van de praktijk (om) de mogelijkheid van voorzieningen in deze trant af te snijden.”.

De bedoeling van de wetgever is dus, dat inschrijving in de openbare registers van een vonnis overeenkomstig de art. 3:300 en 3:301 BW mogelijk is indien het belang van de eiser dat rechtvaardigt, ook als tegen dat vonnis nog hoger beroep openstaat. De door eiser gegeven toelichting en de door hem overgelegde stukken maken niet duidelijk welke beletselen de notaris desondanks tegen inschrijving van het vonnis ziet.

De vraag is nu of de door eiser nu ingestelde vordering om gedaagde te bevelen om (op straffe van een dwangsom) bij de notaris persoonlijk mee te werken aan doorhaling van de hypotheek, een adequate oplossing is voor het door eiser opgeworpen bezwaar, dat volgens de notaris het eerder gewezen vonnis niet in de openbare registers kan worden overgeschreven.

Het belang van eiser bij notarieel transport is zeer dringend, omdat de schade bij niet-levering op die datum zeer aanzienlijk kan zijn en dan niet alleen zal bestaan uit een verbeurde boete, maar ook uit een verplichting tot schadevergoeding voor door de koper (met toestemming van de verkoper) al aan de desbetreffende woning uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden.

Dit belang moet de doorslag geven, nu niet is gebleken van één of meer concrete tegengestelde belangen aan de zijde van gedaagde. Omdat gedaagde nog steeds weigert om vrijwillig mee te werken wordt een dwangsom bepaald.