Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Executiegeschil. Criterium Ritzen en Vandeberg/Hoekstra. Geen schorsing tenuivoerlegging vonnis.

Het hof neemt bij de beoordeling van de vordering ex art. 351 Rv tot uitgangspunt de (daarvoor) in de jurisprudentie ontwikkelde maatstaf (HR 22-04-1983, NJ 1984, 145).

Dat uitgangspunt brengt mee dat de appelrechter slechts schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis op de voet van art. 351 Rv kan gebieden, indien hij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.

Gelet op de hiervoor geformuleerde maatstaf kunnen de gronden op basis waarvan appellant schorsing van de tenuitvoerlegging vordert niet leiden tot een toewijzende beslissing.