Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Afwijzing incidentele vordering tot schorsing of verbod executie vonnis. Geen nieuwe feiten.

De vraag waar het in dit incident om gaat is of er voldoende grond bestaat tot een schorsing van of een verbod tot executie van het vonnis en tot veroordeling van Encon c.s. tot terugbetaling van wat Biretco hun ter uitvoering van het vonnis heeft betaald.

Bij de beantwoording van deze vraag stelt het hof voorop dat een geëxecuteerde, naast het recht een vordering tot schorsing of staking van de executie in te stellen in kort geding krachtens art. 438 lid 2 Rv, in beginsel tevens het recht heeft een soortgelijke vordering bij wege van incident krachtens art. 351 Rv in te stellen in de hoofdzaak in hoger beroep.

Is echter, voordat in het incident in hoger beroep uitspraak is gedaan, de vordering tot schorsing of staking krachtens art. 438 lid 2 Rv afgewezen en zijn door de geëxecuteerde geen feiten of omstandigheden gesteld, of anderszins gebleken, die een hernieuwde beoordeling van een dergelijke vordering rechtvaardigen, dan kan het hof aan een inhoudelijke beoordeling van de incidentele vordering krachtens art. 351 Rv niet toekomen omdat deze in dat geval als in strijd met de goede procesorde moet worden afgewezen. In wezen zou in dat geval immers dezelfde vordering ten tweede male aan de rechter – niet zijnde de appel- of cassatierechter in die zaak – worden voorgelegd zonder dat daarvoor een deugdelijke rechtvaardiging bestaat. Bovendien zou beoordeling van de incidentele vordering in dat geval neerkomen op een, zij het verkapte, beoordeling door een hof van een vonnis in kort geding waartegen geen hoger beroep is ingesteld.