Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Openbare verkoop woonhuis is misbruik van recht.

X is sinds 2006 eigenaar van een woonhuis. Sparck Hypotheken heeft voor de aankoop een lening gegeven met als zekerheid een hypotheek. In de loop van de jaren is er diverse malen een achterstand in de betalingen geweest. In 2013 eist Sparck de lening in zijn geheel op en zegt executoriale verkoop aan. Eiser loopt daarop de betalingsachterstand in. Eiser heeft diverse schulden. Op het woonhuis liggen vier executoriale beslagen.

Eiser vordert in kort geding Sparck te verbieden om het woonhuis executoriaal te verkopen, althans Sprack te gebieden die verkoop op te schorten totdat in een bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist over door Sparck gevorderde kosten.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat de hypotheekhouder volgens art. 3:268 BW bevoegd is om tot executieverkoop over te gaan indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van zijn hypothecaire verplichtingen. De hypotheekhouder is in beginsel vrij om te bepalen op welk moment hij tot executoriale verkoop overgaat. Dit is slechts anders indien de hypotheekhouder misbruik van recht maakt door in de gegeven omstandigheden van het geval het onderpand uit te winnen.

Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij extra inkomsten genereert en dat hij (extra) kan aflossen. Eiser heeft er bovendien een groot belang bij dat de onroerende zaak niet wordt geveild. Immers, als de onroerende zaak nu wordt geveild, zal eiser, zoals het er nu uitziet, met een aanzienlijke restschuld achterblijven. De totale schuldenlast van eiser is te overzien. Tenslotte heeft eiser verklaard dat hij inmiddels een schuldhulpverleningsinstantie heeft ingeschakeld.

Daarom is de voorzieningenrechter van mening dat Sparck door de openbare verkoop misbruik van recht maakt. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel dat ‘in deze tijd, waarin het economisch gezien niet goed gaat met Nederland en veel huizen, zoals ook het onderhavige, “onder water staan”, dat wil zeggen de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van het huis, van een bank meer coulance mag worden verwacht dan in economisch goede tijden. Dit betekent dat een bank tot het uiterste dient te gaan voor zij het middel van een openbare veiling kiest en dat als het in redelijkheid nog mogelijk lijkt dat door middel van een regeling een grote restschuld kan worden voorkomen, daarvoor moet worden gekozen.’