Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Executie geen misbruik van executiebevoegdheid. Geen misslag vonnis. Geen nieuwe feiten die een noodtoestand veroorzaken.

Het geschil betreft de vraag of appellanten gehouden zijn om de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter te Zwolle te staken. De voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Nederland (locatie Zwolle) had appellanten veroordeeld tot opheffing van de executiemaatregelen totdat in hoger beroep van het vonnis is beslist.

Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter met de volgende overwegingen.

In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter volgens vaste rechtspraak (HR 22-04-1983, NJ 1984, 145 (Ritzen en Vandeberg/Hoekstra)) de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan.

Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.

Geïntimeerde heeft aangevoerd dat het vonnis op een misslag berust, doordat de kantonrechter ten onrechte van een betalingsachterstand van haar is uitgegaan. Aldus heeft de kantonrechter een fout in de bewijswaardering gemaakt die een redelijk handelend rechter niet had kunnen maken.

Dit levert, wat er van de juistheid daarvan verder ook zij, geen feitelijke of juridische misslag op in de hierboven vermelde zin. Het punt waar geïntimeerde hier haar pijlen op richt betreft geen misslag, maar een door de kantonrechter in de bodemprocedure gegeven en afgewogen oordeel. De juistheid van dat oordeel is in het hoger beroep tegen die beslissing aan de orde en kan niet in een executiegeschil als het onderhavige (nogmaals) worden aangevochten.

Van nieuwe feiten die een noodtoestand veroorzaken in bovenvermelde zin is naar het oordeel van het hof evenmin sprake.

Maar ook indien hetgeen geïntimeerde heeft gepresenteerd wel als een na het vonnis opgekomen gegeven zou worden aangemerkt, dan nog leidt dat niet tot de conclusie dat appellanten hier doende zijn de executie door te zetten van een vordering die reeds is voldaan. Een situatie als in HR 22-12-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9224 (Schmidt/Thunnissen) doet zich hier niet voor.