Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Art. 438 lid 2 Rv. Kantonrechter bevoegd bij executiegeschil in huurzaak.

Voorzieningenrechter

De in art. 438 lid 2 Rv genoemde 'voorzieningenrechter van de volgens het eerste lid bevoegde rechtbank' kan ook worden uitgelegd als 'de kantonrechter van de sector kanton die onderdeel uitmaakt van de in het eerste lid bevoegde rechtbank' en die moet oordelen in kort geding over een geschil in verband met een uitspraak in een kantonzaak.

Opvatting wetgever

Deze uitleg doet recht aan de opvatting van de wetgever om de procedure in zaken van de sector kanton en de sector civiel zoveel mogelijk te uniformeren.

Het zou het opmerkelijk te noemen zijn dat de wetgever haaks op die gedachte had gemeend dat in de hier aan de orde zijnde executiegeschillen uitsluitend de voorzieningenrechter van de sector civiel bevoegd zou zijn.

Verzuim wetgever

Veeleer is aannemelijk dat de wetgever heeft verzuimd, in de verwachting destijds dat de kantongerechten spoedig in de rechtbanken zouden worden geïntegreerd en als één organisatie verder zouden gaan, om art. 438 Rv aan te passen aan de strekking van art. 254 Rv waarin is vermeld dat in alle gevallen waarin kantonrechters ten gronde bevoegd zijn, zij ook een voorlopige voorzieningen mogen verschaffen en waarbij op de kantonrechter van toepassing is verklaard hetgeen omtrent de voorzieningenrechters is bepaald.

Procedure minder kostbaar

Daarnaast is in geval van een executiegeschil in een aardzaak, zoals in de onderhavige huurzaak, de procedure minder kostbaar, praktisch en efficiënt, mede gelet op de specifieke kennis en ervaring van de kantonrechter op deze rechtsgebieden. De beoordeling in een executiegeschil raakt toch, ook al vindt er geen 'verkapt appel' plaats, (in beperkte mate) aan de inhoud van de materie.