Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Vestiging pandrecht op toekomstige vorderingen. Registratie is geen vereiste.

De situatie is dezelfde als in HR 03-02-2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6947 (Dix q.q./ING): een kredietnemer die zich, tot zekerheid van al hetgeen hij aan een bank schuldig is en zal worden, door middel van een (stam)pandakte verbindt zijn toekomstige vorderingen op derden aan de ING Bank te verpanden, en de ING die een onherroepelijke volmacht bedingt om de vorderingen daadwerkelijk aan zichzelf te verpanden.

Concurrente schuldeisers

In Dix/ING zijn diverse bezwaren tegen de constructie verworpen, waaronder het bezwaar dat die constructie tot gevolg heeft dat art. 3:239 lid 1 BW onaanvaardbaar wordt ondergraven, omdat de verhaalsmogelijkheden van concurrente schuldeisers vrijwel illusoir worden gemaakt. Wat hun positie betreft merkt de Hoge Raad op dat het aan de wetgever is om te beoordelen of hun belangen tegenover de belangen van een vlot functionerend kredietverkeer een sterkere positie zouden moeten innemen dan nu het geval is.

Vragen

De volgende vragen komen vervolgens aan de orde:

  1. Moet het verlenen van de volmacht tot verpanding worden aangemerkt als een onverplichte rechtshandeling in de zin van art. 42 Fw?
  2. Had ING wetenschap van de faillissementsaanvraag dan wel of sprake is geweest van overleg, een en ander in de zin van art. 47 Fw?
  3. Moeten de stampandakte en de volmachtverlening zijn geregistreerd om rechtsgevolg te hebben?

Ad 1

De rechtbank heeft geoordeeld dat de volmachtverlening niet een onverplichte rechtshandeling is in de zin van art. 42 Fw en daarom niet vernietigd kan worden. Volgens de curator is dit niet juist, omdat in de stampandakte geen verplichting tot volmachtverlening was opgenomen.

De Hoge Raad stelt voorop dat de kredietnemers verplicht waren de vorderingen waarover het in dit geschil gaat aan ING te verpanden. De volmacht strekte naar de vaststelling van de rechtbank uitsluitend ertoe de nakoming van de uit de stampandakte voortvloeiende (opeisbare) verbintenissen tot verpanding te bewerkstelligen, en dus niet tot iets meer of anders dan het verrichten van de prestaties die in die akte waren overeengekomen.

Evenals inpandgeving door de kredietnemers door middel van afzonderlijke pandaktes, moet een volmachtverlening (aan de pandnemer dan wel aan een derde) die uitsluitend ertoe strekt de verpandingen tot stand te brengen, worden beschouwd als uitvoering van de in die stampandakte neergelegde verplichting tot verpanding.

De volmachtverlening kan dus niet worden aangemerkt als een onverplichte rechtshandeling in de zin van art. 42 Fw, ook al was deze specifieke wijze van uitvoering van de verplichting tot verpanding niet overeengekomen.

Ad 2

De curator is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat het beroep op art. 47 Fw niet opgaat. Volgens de rechtbank is voor een geslaagd beroep op art. 47 Fw vereist dat sprake is van samenspanning tussen enerzijds ING en anderzijds de kredietnemers. Van samenspanning is echter niet gebleken.

Ad 3

Mede in verband met de mogelijkheid van antedatering is, wil een verpandingsconstructie als de onderhavige rechtsgevolg hebben, nodig dat de eerdere datering vaststaat van zowel de akte waarin de titel voor de verpanding ligt besloten als de akte waarin de volmacht is verleend.

In de zaak Dix/ING was aan die eis voldaan door registratie van de desbetreffende kredietofferte (tevens stampandakte), die ook de volmachtverlening behelsde.

Hieruit volgt niet dat alleen op grond van registratie kan worden aangenomen dat de datering van de akten vaststaat. Indien die datering wordt betwist, ligt het in beginsel op de weg van de partij die zich op de akte beroept om de juistheid van die datering te bewijzen.

Gerelateerde artikelen