Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Verhaal van verhuurder/pandhouder voor boedelvordering op executieopbrengst van verpande zaken.

Feiten

Heineken verhuurt een horecabedrijfspand aan Lithium Entertainment B.V. Heineken heeft voor de huurvordering een pandrecht op de inventaris van Lithium. Lithium gaat failliet. Mr. Van der Maas is curator. De curator zegt de huurovereenkomst niet direct op. Er ontstaat een boedelvordering. Na opzegging van de huurovereenkomst legt Heineken beslag tot afgifte van de inventaris. Het pandrecht wordt met toestemming van de curator geëxecuteerd. De curator vordert vanwege het bodemvoorrecht (art. 57 lid 3 Fw en art. 21 lid 1 IW) afgifte van de executieopbrengst.

Rechtbank en hof

De rechtbank en het gerechtshof wijzen de vordering van de curator af. Zij overwegen dat de boedelvordering van Heineken voortvloeit uit een reeds bestaande rechtsverhouding (huurovereenkomst) als gevolg waarvan deze wordt gedekt door het pandrecht van Heineken. Het hof overweegt daarnaast dat het bodemvoorrecht enkel betrekking heeft op verhaal door en voor faillissementscrediteuren. Omdat boedelvorderingen en faillissementsvorderingen niet met elkaar concurreren kan de curator niet op grond van het bodemvoorrecht verhinderen dat Heineken haar boedelvordering door executie van de aan haar verpande inventaris incasseert.

Hoge Raad

Nadat het faillissement is uitgesproken blijft de gefailleerde (en dus niet de boedel) huurder. Een pandhouder kan zich na het faillissement van zijn pandgever verhalen op de executieopbrengst van de goederen die voor het faillissement aan haar zijn verpand. Hiervoor geldt dat de vordering waarvoor de pandhouder zich wil verhalen moet zijn ontstaan voor het faillissement of dat deze vordering moet voortvloeien uit een rechtsverhouding die op de dag van de faillietverklaring reeds bestond. In deze zaak vloeide de vordering van Heineken voort uit de huurovereenkomst die zij voor het faillissement had afgesloten met Lithium. Het feit dat de vordering na faillissement op grond van art. 39 Fw wordt gekwalificeerd als boedelvordering doet hier volgens de Hoge Raad niet aan af.

De curator kan zich niet verhalen op de executieopbrengst voor haar salaris nu deze opbrengst is gerealiseerd doordat Heineken gebruik heeft gemaakt van haar recht van parate executie (art. 57 lid 1 Fw) en daarom niet wordt betrokken in de omslag van de algemene faillissementskosten (art. 182 lid 1 Fw).