Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Pandrecht op lidmaatschapsrecht coöperatie. Geen analoge toepassing huurbeding.

Feiten

Bilici huurt een flat die eigendom is van Moghadam. SNS Bank NV is pandhouder van het lidmaatschapsrecht van Moghadam inzake de coöperatie van flatbewoners. Vanwege een betalingsachterstand van Moghadam wil SNS het lidmaatschapsrecht met toepassing van art. 3:264 BW in het openbaar verkopen.

Voorzieningenrechter en hof

De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam wijst het verzoek bij beschikking af. Het hof Amsterdam bekrachtigt de beschikking. SNS stelt beroep in cassatie in.

Cassatiemiddel

SNS stelt dat, nu het lidmaatschapsrecht in de coöperatie is verpand en in de pandakte uitdrukkelijk een huurbeding is opgenomen, de regeling van art. 3:264 BW van overeenkomstige toepassing is. Er bestaat immers - naast het appartementsrecht en de financiering daarvan door middel van het hypotheekrecht - maatschappelijke behoefte aan de constructie van de flatcoöperatie en de financierbaarheid van lidmaatschapsrechten door middel van verpanding.

Volgens SNS leent art. 3:264 BW zich voor overeenkomstige toepassing omdat het, evenals bij de verhuur van een verhypothekeerd appartementsrecht, bij verhuur door de pandgever van een lidmaatschapsrecht gaat om verhuur van de onderliggende waarde - de woning - van het zekerheidsrecht.

De omstandigheid dat het huurbeding, zoals opgenomen in de pandakte, niet kenbaar is uit de openbare registers, staat volgens SNS niet in de weg aan de overeenkomstige toepassing van art. 3:264 BW.

Hoge Raad

De Hoge Raad verwerpt het beroep van SNS. Hij overweegt dat art. 3:264 BW het resultaat is van een zorgvuldige afweging van de algemene en bijzondere, ten dele tegengestelde, belangen die zijn betrokken bij het maken van een huurbeding in een hypotheekakte. Op grond van deze afweging kan het huurbeding, hoewel op zichzelf verbintenisrechtelijk van aard, onder de in de wet gepreciseerde voorwaarden ook worden tegengeworpen aan derden die met de hypotheekgever een latere huur- of pachtovereenkomst hebben gesloten. De belangen van latere huurders en pachters worden in het stelsel van de wet onder meer aldus beschermd dat het huurbeding in de hypotheekakte moet zijn opgenomen (art. 3:264 lid 1 BW), waardoor, in combinatie met het voorschrift dat het hypotheekrecht wordt gevestigd door inschrijving van de akte in de openbare registers (art. 3:260 lid 1 BW), wordt gewaarborgd dat het beding voor de huurder kenbaar is. Een soortgelijke waarborg bestaat niet in het door SNS bepleite systeem, waarin de huurder voor informatie over het al of niet bestaan van een huurbeding afhankelijk is van de bereidheid van de verhuurder (of de coöperatie) om daaromtrent (juiste) informatie te verstrekken. Gelet hierop legt de door SNS gestelde behoefte aan ruimere financieringsmogelijkheden voor rechthebbenden op lidmaatschapsrechten als het onderhavige, onvoldoende gewicht in de schaal.

 

Gerelateerde artikelen