Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

De verklaringsprocedure is de procedure die kan worden gevoerd, als:

Geen verklaring (art. 477a lid 1)

Wanneer de derdebeslagene geen verklaring aflegt, kan de beslaglegger hem dagvaarden tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd. De derdebeslagene kan in de procedure alsnog een gerechtelijke verklaring doen. Hij moet dan wel de door zijn nalatigheid gemaakte kosten vergoeden (art. 477a lid 1 Rv).

Wel verklaring, maar betwist (477a lid 2 Rv)

Wanneer de derdebeslagene wel een verklaring aflegt, is de beslaglegger bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na ontvangst van de verklaring, vgl. Rb. Arnhem 07-03-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:BA1790) te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen.

  • Rb. Almelo 31-08-2011, ECLI:NL:RBALM:2011:BT2026
    De bank betwist de juistheid van de door de derdebeslagene afgelegde verklaring. De bank heeft echter de derdebeslagene niet volgens art. 477a lid 2 Rv binnen twee maanden gedagvaard tot het doen van een gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen aan haar toe zou komen. Ook kon de bank de verklaring betwisten door middel van een wijziging van eis, mits binnen de vervaltermijn van twee maanden.

De beslaglegger heeft overigens dan nog de mogelijkheid om een nieuw beslag te leggen en dan wel tijdig te dagvaarden.

De beslaglegger moet bewijzen dat de verklaring onjuist of onvolledig is.

  • Hof Den Bosch 21-01-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:79
    De belaglegger draagt de bewijslast dat de verklaring onjuist is. Appellante heeft in voldoende mate betwist dat haar echtgenoot een bedrag van € 250.000,- van haar te vorderen heeft. Dat de echtgenoot de hypotheekrente heeft betaald, betekent nog niet dat de echtgenoot een vordering op appellante heeft.
  • Rb. Gelderland 24-04-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ8339
    De beslaglegger moet stellen en bewijzen dat een verklaring onjuist is. Echter, van de derdebeslagene verlangd mag worden dat hij ter onderbouwing van zijn verklaring zo veel mogelijk feitelijke gegevens verstrekt. In het kader van de exhibitieplicht hoeft de derdebeslagene bepaalde bescheiden niet te overleggen als hij hiervoor gewichtige redenen heeft, bijvoorbeeld omdat bescheiden bedrijfsgevoelige informatie bevatten. Wel dient de beslaglegger dit te motiveren, zodat de rechtbank overeenkomstig art. 22 Rv kan beoordelen of het niet overleggen of onleesbaar maken gerechtvaardigd is.
  • Rb. Haarlem 18-04-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BY5991
    De stelling dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld door de debet- en creditsaldi op de verschillende bankrekeningen te verrekenen, is niet juist. De bank voert terecht aan dat het instellen van een vordering op deze grondslag in de verklaringsprocedure niet mogelijk is. De bank is immers in de verklaringsprocedure betrokken in haar hoedanigheid van derdebeslagene. Art. 477a Rv bepaalt expliciet welke vorderingen de executant in die procedure jegens de derdebeslagene ten dienste staan.
  • Hof Amsterdam 10-04-2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3378 (Llanos Oil/RBS)
    Als een bank gemotiveerd stelt dat een beslag zich niet uitstrekt tot buitenlandse tegoeden omdat de buitenlandse rechter het beslag niet zal erkennen, zal zij in haar verklaring daarmee kunnen volstaan. Een bank is niet tot onderzoek naar buitenlandse rekeningen gehouden, tenzij bijvoorbeeld het beslagrekest voldoende concrete aanwijzingen bevat dat er bij een specifiek aan te duiden bank tegoeden zijn.
  • Rb. Utrecht 03-08-2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BT7451
    De verklaring van de bank voldoet niet aan art. 476a lid 2 Rv. Echter, de bank heeft tijdens de comparitie opening van zaken in de financiële relatie tot de beslagene gegeven. Hieruit volgt dat alsnog afdoende is komen vast te staan dat het beslag geen doel trof. Tevens kan worden gesproken van een gerechtelijke verklaring.
  • Rb. Amsterdam 20-05-2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BI9920
    Een verklaring die niet voldoet aan art. 476a lid 2 jo. 476b Rv heeft hetzelfde gevolg als niets verklaren. Ook dan wordt de derdebeslagene ex art. 477a lid 1 Rv op vordering van de beslaglegger veroordeeld tot betaling als ware hij zelf schuldenaar.
  • Rb. Amsterdam 04-08-2004, NJF 2004, 450
    Een advocaat kan zich niet met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht verschonen van de plicht verklaring volgens art. 476a Rv te doen wanneer derdenbeslag onder hem of zijn stichting derdengelden wordt gelegd.
  • Ktr. Emmen, 10-01-2001, Prg. 2001, 5627
    De gemeente neemt als derdebeslagene geen bijzondere positie in. Op haar rust geen (extra, zware) mededelingsplicht om een beslagleggende deurwaarder informatie te verschaffen over de burgerlijke staat van de beslagdebiteur.
  • Hof Den Bosch 29-04-1998, VN 1998, p. 5179-5183
    De beslaglegger kan pas bij executoriaal beslag de verklaring in rechte betwisten en/of aanvulling daarvan eisen volgens art. 477a lid 2 Rv. Op de beslaglegger rust in beginsel de last om de ondeugdelijkheid van de afgelegde verklaring te bewijzen.
Zekerheid (art. 477a lid 2 Rv)

Als een derdebeslagene wordt gedagvaard voor een verklaringsprocedure kan hij, voordat hij inhoudelijk verweer voert, de rechter verzoeken om te bepalen dat de beslaglegger zekerheid stelt voor de proceskosten, waarin de beslaglegger eventueel wordt veroordeeld (art. 477a lid 2 Rv, laatste zin).

  • Hof Amsterdam 14-02-2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV7729
    Een faillissementscurator met een negatieve boedel dagvaardt een derdebeslagene in een verklaringsprocedure. De derdebeslage vraagt om zekerheid voor de proceskosten. Het hof oordeelt dat toewijzing van de vordering geen inbreuk maakt op de paritas creditorum. De zekerheidstelling betekent niet dat de derdebeslagene een voorrang ex art. 3:277 BW krijgt, maar een feitelijke separatistpositie. Van een rangregeling volgens dat artikel is geen sprake.
Faillissement
  • Rb. Amsterdam (ktr.) 12-04-2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU2165
    Als de derdebeslagene door het eerst uitstellen van een betaling waarna vervolgens niet meer kan worden betaald door het faillissement van de geëxecuteerde een eigen voordeel geniet en de derdebeslagene dit eigen voordeel niet zou hebben gehad als voor het faillissement zou zijn betaald, moet de derdebeslagene aan de executant vervangende schadevergoeding betalen.
  • Rb. Utrecht 01-10-2008, ECLI:NL:RBUTR:2008:BF4227
    Als de schuldenaar onder de schuldsaneringsregeling van de WSNP valt, vervalt de verplichting van de derdebeslagene tot het afleggen van een verklaring.
  • HR 22-12-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9131 (Ontvanger/X)
    Een geding over een vordering tegen een derdebeslagene die afgifte van een verklaring weigert, kan ondanks het faillissement van de beslagene worden voortgezet, voor zover de vordering is verminderd tot een veroordeling in de proceskosten.
Verzending gerechtelijke verklaring (art. 477a lid 3 Rv)

De advocaat van de beslaglegger die een gerechtelijke verklaring ontvangt, zendt binnen drie dagen afschrift daarvan aan de beslagene (art. 477a lid 3 Rv).

Niet nakomen buitengerechtelijke verklaring (art. 477a lid 4 Rv)

Wanneer de derdebeslagene, die volgens art. 476b Rv verklaring heeft gedaan, zijn in art. 477 Rv bedoelde verplichting tot betaling of afgifte niet nakomt, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot nakoming van deze verplichting, alsmede tot de vervangende schadevergoeding, die hij in geval van niet-nakoming daarvan verschuldigd zal zijn (art. 477a lid 4 Rv).

Bevoegde rechter (art. 477a lid 5 Rv)

De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de in arrt. 477a Rv bedoelde vorderingen. De kantonrechter is alleen bevoegd als de executant bij zijn dagvaarding het beslag slechts vervolgt op vorderingen, waarvan de berechting ongeacht hun beloop of naar hun gezamenlijk beloop tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort (art. 477a lid 5 Rv).