Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Executoriaal beslag. Analoge toepassing LISV/Grifhorst. Specificatievereiste. Aandeel in gemeenschap is anders dan eigendom van zaken in die gemeenschap. Bij beslag op een aandeel is betekening aan mede-eigena(a)r(en) niet vereist. 

Feiten

In juli 2004 legt de inspecteur van de belastingdienst Rijnmond aan Rijgersberg voorlopige aanslagen inkomstenbelasting over 2002 en 2003 op. Hij verklaart deze aanslagen direct invorderbaar. Op diezelfde dag vaardigt de ontvanger  op basis van de aanslagen dwangbevelen uit. Op basis hiervan legt de ontvanger beslag op een viertal onroerende zaken. In december 2005 en maart 2006 legt de inspecteur definitieve aanslagen op.

In februari 2006 dagvaarden Rijgersberg en zijn echtgenote de ontvanger in kort geding voor de rechtbank te Rotterdam. Zij vorderen onder andere opheffing van de gelegde beslagen, onder andere nu het beslag op twee onroerende zaken nietig is, nu Rijgersberg slechts een aandeel in de mede-eigendom van deze zaken heeft en bovendien het proces-verbaal van beslaglegging niet binnen drie dagen aan zijn echtgenote is betekend, zoals art. 505 Rv voorschrijft.

Voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. Hij overweegt onder andere dat, gelet op de terughoudendheid die de burgerlijke rechter dient te betrachten, voor opheffing van een door de ontvanger gelegd beslag slechts aanleiding kan zijn indien de aan dat beslag ten grondslag liggende aanslag evident onterecht is en dat zulks zich in deze zaak niet voordoet.

Rijgersberg en zijn echtgenote gaan in hoger beroep.

Hof

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. Het hof oordeelt onder andere dat de voorzieningenrechter niet heeft geoordeeld dat de burgerlijke rechter terughoudendheid dient te betrachten bij de beoordeling van (de rechtmatigheid van) een gelegd beslag, maar dat de civiele rechter terughoudendheid dient te betrachten bij de beoordeling van (de terechtheid van) fiscale aanslagen.

Volgens het hof is het evident dat de ontvanger slechts het aandeel van A. in beslag kon nemen en in beslag heeft genomen Dat niet expliciet in het beslagexploot is vermeld dat Rijgersberg voor de helft eigenaar van de betreffende onroerende zaken is, betekent niet dat het desbetreffende beslag per ommegaande opgeheven, dan wel nietig verklaard dient te worden.

De belastingdienst heeft, nu in dit geval slechts Rijgersberg en niet zijn echtgenote de belastingschuldige is, slechts het aandeel van Rijgersberg in de eigendom van de betreffende twee panden in beslag heeft kunnen nemen (en genomen). Nu voorts de strekking van de regeling van art. 505 Rv is bewerkstelliging van externe werking van het gelegde beslag en bescherming van de beslaglegger tegen rechtshandelingen van de beslagschuldenaar, valt niet in te zien waarom betekening ook aan B., wier aandeel in de eigendom niet in beslag is genomen en (derhalve) door executie (zonder haar medewerking) niet aan haar kan worden ontnomen, op straffe van nietigheid ook had behoren plaats te vinden.

Rijgersberg en zijn echtgenote stellen beroep in cassatie in.

Hoge Raad

Ook voor een executoriaal beslag als dit geldt hetgeen in HR 30-03-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0805 (LISV/Grifhorst) is overwogen ten aanzien van het daar aan de orde zijnde conservatoir beslag, te weten:

‘(…)Het aandeel van een deelgenoot in een gemeenschap is een vermogensrecht van andere aard dan de eigendom van tot de gemeenschap behorende zaken.

(…)Uitgangspunt moet zijn dat bij het leggen van het beslag wordt gespecificeerd op welk vermogensrecht het wordt gelegd. Bij de executie zal het daarbij te verkopen goed immers moeten zijn gespecificeerd. Het proces-verbaal van beslaglegging dient mede ertoe vast te leggen welk goed van de schuldenaar uiteindelijk zal worden verkocht. Niet kan worden aanvaard dat een beslag, dat blijkens het proces-verbaal is gelegd op een niet aan de schuldenaar toebehorend recht op een goed, zou kunnen worden gewijzigd in beslag op een wel aan de schuldenaar toebehorend recht op dat goed.’

Het oordeel van het hof dat de ontvanger slechts het aandeel van Rijgersberg in beslag heeft genomen, geeft óf blijk van een onjuiste rechtsopvatting, óf is niet begrijpelijk gemotiveerd.

Het hof heeft wel met juistheid geoordeeld dat art. 505 Rv slechts betekening (van een afschrift van het proces-verbaal van inbeslagneming) aan de geëxecuteerde voorschrijft, dit niet meebrengt dat, indien beslag is gelegd op het aandeel van de geëxecuteerde in een onroerende zaak, tevens betekening moet geschieden aan de medeëigena(a)r(en) daarvan.