Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

De derdebeslagene is bevoegd het door hem aan de beslaglegger betaalde bedrag terug te vorderen bij onjuiste verklaring. Verwijzing naar De Jong/Carnifour.

Feiten

Notaris Van Lieshout te Veghel heeft een bedrag van ƒ 75.000,- onder zich ten behoeve van de partij die in een geschil tussen Van Os en de Stichting Sint Alexis in het gelijk zou worden gesteld..

De rechtbank Den Bosch veroordeelt Sint Alexis bij verstek tot betaling van ƒ 75.000,-- aan Van Os. De advocaat van Van Os zendt het verstekvonnis aan Van Lieshout en verzoekt hem het bedrag aan hem te betalen. Sint Alexis gaat tegen het vonnis in verzet. 

Ondertussen legt de Stichting Nederland FIC, een schuldeiser van Sint Alexis, ten laste van Sint Alexis conservatoir derdenbeslag onder Van Lieshout.

Van Lieshout laat Sint Alexis, Van Os en FIC weten niet eerder te zullen uitkeren dan nadat alle partijen tot overeenstemming komen.

De rechtbank Den Bosch veroordeelt  Sint Alexis om aan FIC ƒ 100.000,- te betalen. Van Lieshout betaalt vervolgens een bedrag van ruim ƒ 78.000,00 aan FIC.

Vervolgens verklaart de rechtbank Den Bosch het verzet van Sint Alexis tegen het verstekvonnis in de procedure tegen Van Os ongegrond. Sint Alexis gaat niet in beroep.

Van Lieshout dagvaardt FIC voor de rechtbank te Rotterdam en vordert terugbetaling van het door hem aan FIC betaalde bedrag. Van Lieshout stelt dat hij zonder rechtsgrond aan FIC heeft betaald, nu het door FIC ten laste van Sint Alexis gelegde beslag geen doel heeft getroffen omdat Sint Alexis een bedrag van (in hoofdsom) ƒ 75.000,- aan Van Os verschuldigd was en hij het depot dus voor Van Os hield en hij geen gelden verschuldigd aan Sint Alexis was of zou worden.

FIC stelt dat van onverschuldigde betaling geen sprake is omdat Van Lieshout, op grond van zijn verklaring als bedoeld in art. 477 Rv, heeft betaald..

Rechtbank en hof

De rechtbank en, in hoger beroep, het hof bepalen dat FIC het gevorderde bedrag aan Van Lieshout moet terugbetalen.

Hoge Raad

FIC stelt dat de rechtsgrond voor de betaling door Van Lieshout aan haar ligt in de verplichting ex art. 477 lid 1 Rv. Om de volgens de afgelegde verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen.

Die rechtsopvatting is onjuist, zoals blijkt uit HR 30-11-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3953 (De Jong Carnifour). In dit arrest heeft de Hoge Raad immers geoordeeld dat, de enkele omstandigheid dat een derdebeslagene op de voet van de artt. 476a en 476b Rv heeft verklaard dat hij een bedrag aan de geëxecuteerde schuldig is, niet rechtvaardigt dat de derdebeslagene verplicht is om hetgeen hij volgens zijn verklaring aan de geëxecuteerde schuldig is, te voldoen aan de met de executie belaste deurwaarder. Voorts heeft de Hoge Raad in dat arrest geoordeeld dat daarom uit art. 477 Rv niet voortvloeit dat een derdebeslagene verplicht is om hetgeen hij volgens zijn verklaring aan de geëxecuteerde verschuldigd is te voldoen aan de met de executie belaste deurwaarder, ook wanneer de verklaring berust op een vergissing en de derdebeslagene niets aan de geëxecuteerde schuldig is.

In dit geval brengt het voorgaande mee dat het hof art. 477 lid 1 Rv niet heeft miskend door te oordelen dat een rechtsgrond voor de betaling aan FIC heeft ontbroken.

De omstandigheid dat, anders dan in HR 30-11-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3953 (De Jong Carnifour), Van Lieshout overeenkomstig de door hem afgelegde, later onjuist gebleken verklaring, op aanmaning van de deurwaarder bedragen heeft afgedragen, maakt dit niet anders, omdat die afdracht op zichzelf niet impliceert dat daarvoor een rechtsgrond bestond.

Ook in de rechtsverhouding tussen Van Lieshout en Sint Alexis is die rechtsgrond niet te vinden, nu - naar het hof in cassatie onbestreden heeft geoordeeld - vaststaat dat Van Lieshout niets aan Sint Alexis verschuldigd is geworden.