Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Verzet ex art. 17 IW 1990. Vormverzuim. Geen onredelijke benadeling in het belang dat door de geschonden norm wordt beschermd.

Feiten

De belastingdienst legt X een definitieve aanslag inkomstenbelasting op. Op grond van deze aanslag moet X een bedrag terugbetalen. De ontvanger vaardigt een dwangbevel uit ter invordering van de aanslag. Vervolgens legt de onvanger executoriaal derdenbeslag.

X stelt tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel verzet ex art. 17 IW 1990 in. Volgens hem is de betekening nietig omdat in het dwangbevel en de akte van betekening niet is vermeld dat het dwangbevel aan hem in persoon is betekend of in zijn brievenbus is achtergelaten.

Rechtbank en hof

Rechtbank en hof wijzen de vordering van X af. Het hof overweegt dat X niet in zijn verdediging tegen het dwangbevel is benadeeld. X heeft immers van het dwangbevel kennis genomen en daartegen in verzet gekomen, waarbij hij al zijn standpunten ten aanzien van dat dwangbevel naar voren heeft kunnen brengen.

Hoge Raad

Aan (het huidige) art. 122 en 66 lid 1 Rv ligt ten grondslag het beginsel dat indien een exploot lijdt aan een gebrek dat tot nietigheid daarvan leidt, dit rechtsgevolg slechts op zijn plaats is indien en voor zover dat gewenst is in verband met de bescherming van de belangen waarop de geschonden norm betrekking heeft. Daarvan is sprake ingeval degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat door de geschonden norm wordt beschermd. Dat beginsel dient ook toepassing te vinden op het geval dat de belastingschuldige op de voet van art. 17 IW 1990 in verzet komt tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel en zich beroept op de nietigheid van de ingevolge art. 13 en 14 IW 1990 verrichte betekeningen.

Het beroep in cassatie wordt verworpen.