Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Terecht beroep ontvanger op mandaat en op opheffing schorsende werking verzet.

Feiten

De Poolse vennootschap Agriculture International SP.Z.O.O. (‘Agri’) koopt in Nederland oogst op stam en laat deze oogsten door de Poolse werknemers. stelt in 1995 en 1996 in Nederland Poolse werknemers tewerk. De ontvanger legt Agri een fiscaal dwangbevel betreffende een aanslag loonbelasting/premie volksverzekering van een bedrag van ƒ 8.345.053,- op.

Rechtbank

Agri gaat op grond van art. 17 lid 1 IW in verzet tegen het dwangbevel. De Ontvanger vordert in reconventie opheffing van de schorsende werking van het verzet en Agri te veroordelen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel te gehengen en te gedogen.

De rechtbank verklaart het verzet van Agri ongegrond en wijst de vordering in reconventie van de ontvanger toe. Agri gaat in hoger beroep. Agri legt tevens aan haar verzet ten grondslag dat het dwangbevel nietig is omdat het niet door een bevoegde ontvanger is uitgevaardigd.

Hof

Het hof bekrachtigt het vonnis, zowel in conventie als in reconventie. Het hof overweegt, ten aanzien van de gestelde onbevoegdheid, dat het dwangbevel is ondertekend door ‘De ontvanger, A’. A was niet het Hoofd van de betrokken eenheid. Agri heeft echter niet bestreden dat A op de betreffende eenheid werkzaam was, invorderingswerkzaamheden verrichtte en ter zake van de uitvaardiging van het dwangbevel binnen het kader van zijn bevoegdheden handelde. De betreffende uitvoeringsregeling, noch de daaraan ten grondslag liggende wetten bevatten enige sanctie op het overtreden van het betreffende voorschrift. Voorts betreft de regeling in hoofdzaak een op het interne functioneren van de belastingdienst gericht geheel van instructienormen. Gelet op deze feiten en op de omstandigheid dat in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld aan de bevoegdheid van A tot het uitvaardigen van een dwangbevel, is het dwangbevel geldig en is de tenuitvoerlegging rechtmatig.

Agri stelt beroep in cassatie in.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt als volgt.

Het debat van partijen met betrekking tot de geldigheid van het dwangbevel betreft uitsluitend de vraag of aan A krachtens een geldig mandaat de bevoegdheid was verleend namens de ontvanger het dwangbevel uit te vaardigen. Wat deze vraag betreft moet ervan worden uitgegaan dat aan het mandaat uitsluitend het formele gebrek kleefde dat het niet schriftelijk was verleend en dat A materieel bevoegd was het dwangbevel uit te vaardigen. Mede gelet op de omstandigheid dat Agri haar vordering heeft gericht tegen ‘de ontvanger der directe belastingen te Eindhoven’ en op de stellingen die zij in eerste aanleg aan deze vordering ten grondslag heeft gelegd, moet het voor haar duidelijk zijn geweest dat, ook al was dit niet in het dwangbevel zelf met zo veel woorden tot uitdrukking gebracht, het om een namens de ontvanger uitgevaardigd dwangbevel ging. Tegen de aanslag ter zake waarvan het dwangbevel was uitgevaardigd heeft Agri tijdig en op juiste wijze bezwaar gemaakt en tegen de afwijzing daarvan heeft zij beroep ingesteld bij het hof. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat Agri een rechtens te respecteren belang heeft bij haar beroep op het aan het dwangbevel klevende gebrek, en moet worden aangenomen dat, in overeenstemming met het beginsel dat ten grondslag ligt aan art. 6:22 Awb, dit gebrek niet tot nietigheid van het dwangbevel leidt.

Het hof heeft de stelling van Agri dat de Ontvanger ten onrechte, immers in strijd met de schorsende werking van het verzet (art. 17 lid 2 IW), derdenbeslag heeft gelegd, verworpen. Agri bestrijdt ten onrechte dit oordeel. Het hof heeft in ander verband, namelijk naar aanleiding van de vordering in reconventie van de ontvanger tot opheffing van de schorsende werking van het verzet, overwogen dat Agri in de omstandigheden van het geval misbruik maakt van haar bevoegdheid zich op grond van art. 17 lid 2 IW op schorsing van de tenuitvoerlegging te beroepen, tegen welke overweging in cassatie niet een specifieke klacht is gericht. Het hof heeft eveneens overwogen dat het beslag strekte ter vervanging van het onder de veiling ‘De Kerseboom’ gelegde beslag en dat deze vervanging nodig was geworden door handelingen van de zijde van Agri tot frustrering van het eerder gelegde beslag. Dit zijn waarderingen van feitelijke aard en kunnen in cassatie niet worden getoetst.

De Hoge Raad verwerpt het beroep.