Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Het Hof legt, onder verwijzing naar Tripels/Masson, de schuldenaar een verregaande inlichtingenplicht op.

De incidentele vordering van Siemens houdt - verkort weergegeven - in, Barant te bevelen opgave te doen van al haar voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen en van alle mutaties in die vermogenssituatie, zulks op verbeurte van een dwangsom ingeval van overtreding van die bevelen. Het hof is bevoegd om van een dergelijke op artikel 223/353 Rv gebaseerde vordering kennis te nemen. 

Siemens beoogt met haar vordering de executie van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis, waarbij Barant is veroordeeld tot betaling aan Siemens van € 640.000 in hoofdsom, in ruimere mate dan thans het geval is feitelijk mogelijk te maken en te voorkomen dat in de loop van de procedure een situatie ontstaat waarin executie van dat vonnis "en mogelijk later het arrest" onmogelijk wordt. Tegen het bedoelde vonnis is door Barant hoger beroep ingesteld. Eén van de grieven van Barant richt zich tegen de uitvoerbaar verklaring bij voorraad, maar Brabant heeft niet op de voet van 351 Rv gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van het vonnis schorst. 

Wanneer het bestreden vonnis onverkort uitvoerbaar bij voorraad is, is er geen reden om, op grond van de omstandigheid dat het vonnis nog voorwerp is van hoger beroep, de executiemogelijkheden van dat vonnis te beperken.

Ook in dit geval geldt derhalve de regel dat een schuldenaar in beginsel verplicht is om een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg inlichtingen omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen (HR 20-09-1991, NJ 1992, 552). In hetgeen is gesteld of gebleken is geen reden gelegen om in deze zaak van dat uitgangspunt af te wijken. 

Nu Barant niet heeft aangevoerd dat het verstrekken van door Siemens verlangde informatie voor haar (onevenredig) bezwarend is, dient de vordering, de wederzijdse belangen afwegende, te worden toegewezen, zij het in de zin die uit het navolgende blijkt. 

Het hof beveelt Barant opgave te doen van al haar voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen, inclusief maar daartoe niet beperkt alle (i) door Barant aangehouden rekeningen bij banken in Nederland en in andere landen (ii) debiteuren (iii) vorderingen op bestuurders, gewezen bestuurders, aandeelhouders, voormalig aandeelhouders en verbonden vennootschappen (iv) (mede) op naam van Barant gestelde registergoederen (v) roerende zaken in eigendom van Barant en beveelt Barant daarnaast om gedurende een half jaar na dato, nadat door haar na betekening van dit arrest een eerste opgave als hiervoor bedoeld is gedaan en zich vervolgens één of meer mutaties in haar vermogenssituatie hebben voorgedaan, binnen een maand na de desbetreffende mutatie(s) opgave te doen, van die mutatie(s), welke verplichting in elk geval geldt voor (i.a) wijzigingen in de tenaamstelling van aangehouden rekeningen bij banken in Nederland en andere landen (i.b) opening van aan te houden rekeningen bij banken in Nederland en andere landen (ii) wijzigingen betreffende de debiteuren, roerende zaken, registergoederen en vorderingen op bestuurders e.a.