Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Conservatoir beslag bij niet-opeisbaarheid vordering.

Voor de geldigheid van een conservatoir beslag is niet vereist dat op het moment dat het beslag wordt gelegd de vordering die aan het beslag ten grondslag ligt reeds opeisbaar is. Het recht van een beslaglegger om ook voor niet-opeisbare vorderingen conservatoir beslag te leggen is echter niet onbegrensd.

Dit recht vindt zijn beperking in de eisen van redelijkheid en billijkheid die de beslagleggende schuldeiser en de schuldenaar jegens elkaar in acht dienen te nemen (art. 6:2 BW). Daarbij is van belang dat het leggen van een conservatoir beslag een ingrijpende maatregel is die slechts gerechtvaardigd is indien daarvoor voldoende aanleiding bestaat, terwijl tevens van belang is dat een conservatoir beslag bestemd is om op enig moment in een executoriaal beslag over te gaan.

Dit brengt mee dat op het moment dat het conservatoire beslag wordt gelegd in ieder geval met enige mate van waarschijnlijkheid moet kunnen worden aangenomen dat het beslag ooit zal overgaan in de executoriale fase.

Op grond van dit alles kan van de beslaglegger worden gevergd dat hij summierlijk aannemelijk maakt dat voldoende aanleiding bestaat reeds vóór het opeisbaar worden van de vordering beslag te leggen, in het bijzonder doordat zich één van de in art. 6:80 lid 1 BW bedoelde gevallen voordoet. Toepassing van de artt. 6:82 en 6:83 BW stuit overigens af op het feit dat de vordering nog niet opeisbaar is.