Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

  1. De houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming kan zijn recht handhaven jegens een ieder die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een van de handelingen genoemd in artikel 13, eerste lid, van verordening 510/2006 verricht.
  2. De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het recht van de houder te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
  3. De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk op dit recht toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de houder geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in het tweede lid toestaan.
  4. Schadevergoeding kan slechts worden gevorderd van degene die de handelingen bewust verricht. Van bewust handelen is in elk geval sprake, indien de inbreuk is gepleegd nadat de betrokkene bij deurwaardersexploot op de strijd tussen de handelingen en de geografische aanduiding is gewezen.
  5. In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.
  6. In plaats van schadevergoeding kan worden gevorderd, dat de gedaagde veroordeeld wordt de door de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen; indien de rechter echter van oordeel is dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een dergelijke veroordeling, zal de rechter de gedaagde tot schadevergoeding kunnen veroordelen.
  7. De houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming kan de vorderingen tot schadevergoeding of het afdragen van winst ook namens of mede namens de overige houders van de desbetreffende geografische aanduiding instellen.
  8. De houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt, of materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij de voortbrenging van die zaken als zijn eigendom op te eisen, dan wel onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Bij de beoordeling van de vordering wordt een afweging gemaakt tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen alsmede de belangen van derden.
  9. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag, gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.
  10. De maatregelen bedoeld in het achtste en negende lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
  11. De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen aan laatstgenoemde bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de houder van de geografische aanduiding mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
  12. De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.