Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

In aansluiting op artikel 21 van de Invorderingswet beschrijft dit artikel het beleid over:

21.1. Begrippen bodemzaken en bodemvoorrecht

De zaken omschreven in artikel 22, derde lid, van de wet worden verder aangeduid als bodemzaken.

Het voorrecht gaat – indien en voor zover het de belastingen genoemd in artikel 22, derde lid, van de wet betreft – boven een pandrecht dat gevestigd is op bodemzaken. Dit voorrecht wordt verder aangeduid als bodemvoorrecht.

21.2. Bestuurlijke boete en bodemvoorrecht

Het bodemvoorrecht wordt niet toegepast voor de bestuurlijke boeten.

21.3. Bodemvoorrecht buiten faillissement en bezitloos pandrecht

Het bodemvoorrecht wordt buiten faillissement geldend gemaakt door op de betreffende bodemzaak beslag te leggen. De bezitloos pandhouder blijft ook na dit beslag bevoegd de betreffende zaken tot zich te nemen en te executeren, met inachtneming van de bepalingen betreffende executie krachtens pandrecht.

Nadat de zaken door de bezitloos pandhouder te gelde zijn gemaakt, is hij – als dit gevorderd wordt – gehouden om de netto-opbrengst van de inbeslaggenomen zaken aan de ontvanger af te staan, althans voor het deel van diens vordering dat bevoorrecht is boven pand en waarvoor het beslag is gelegd.

Voor wat betreft de volgorde van uitwinning, is het bepaalde in artikel 14.1.4 van deze leidraad van overeenkomstige toepassing. Zolang de pandhouder de ontvanger niet heeft aangezegd dat hij van de bovenvermelde bevoegdheid gebruik zal maken, blijft de ontvanger bevoegd de inbeslaggenomen, bezitloos verpande zaken te executeren.

21.4. Bodemvoorrecht in faillissement en in de WSNP

Beslagleggen is niet nodig als er verpande bodemzaken zijn ten tijde van het in werking treden van het faillissement of de wettelijke schuldsaneringsregeling. Op die zaken rust van rechtswege bodemvoorrecht.

21.5. Tijdsduur voorrecht

Het fiscale voorrecht geldt gedurende de gehele periode waarin een belastingaanslag kan worden ingevorderd.

Op het moment dat de verjaring intreedt – als bepaald in artikel 27 van de wet – vervalt het fiscale voorrecht.

21.6. Geheel of gedeeltelijk afzien van voorrang

Als de ontvanger het verzoek krijgt geheel of gedeeltelijk van het recht van voorrang af te zien om andere redenen dan ter bereiking van een akkoord, dan draagt hij dit verzoek voor verdere afwikkeling over aan het ministerie.