Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

1838

Het Nederlandse beslagrecht bevatte vanaf 1838 een aantal typen conservatoir beslag, te weten:

  • revindicatoir beslag op roerende zaken
  • conservatoir beslag op roerende zaken in handen van de schuldenaar
  • conservatoir derdenbeslag op roerende zaken en geld c.q. vorderingen op naam
  • conservatoir pandbeslag op roerende zaken
  • (conservatoir) vreemdelingenbeslag op roerende zaken van vreemdelingen
  • (conservatoir) beslag op de persoon van vreemdelingen (‘gijzeling’)
  • conservatoir beslag in handelszaken (Boek 1 oud-Rv)

De wetgever had in 1838 met het materiële privaatrecht (oud-BW) op verschillende punten – waaronder de levering als vereiste voor eigendomsoverdracht – aansluiting gezocht bij het oud-vaderlandse recht van vóór 1811.

1897

Met de invoering van de 'Lex Hartogh’ (7 juli 1896, Stb. 103) op 1 januari 1897 werden de middelen tot bewaring van rechten uitgebreid met een aantal nieuwe conservatoire beslagtypen:

  • het conservatoir beslag op onroerende zaken
  • het maritaal beslag

Ook bood de Lex Hartogh vanaf 1897 de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de schuldeiser zelf.

1927

Gedurende de 20e eeuw zijn de wettelijke mogelijkheden van reële executie anders dan betaling van geld verder uitgebreid.

Zo was sinds 1927 een bijzondere reële executie tot goederenrechtelijke levering van teboekgestelde schepen expliciet in art. 639 oud-BW jo. art. 318 oud-WvK neergelegd. Volgens deze wettelijke regeling kon een teboekgesteld schip desnoods worden geleverd door middel van inschrijving van het daartoe veroordelende rechterlijke vonnis in de openbare registers (scheepsregister), ingeval de vervreemder weigerde zijn medewerking hiertoe te verlenen. Later is deze bijzondere vorm van reële executie tot levering in de wet nog uitgebreid tot andere registergoederen, te weten met betrekking tot:

  • binnenschepen (art. 757 lid 2 oud-WvK85), en
  • luchtvaartuigen (art. 6 lid 2 Wet teboekgestelde luchtvaartuigen (WtL)86)
1939

Eind jaren dertig van de 20e eeuw kwam er een regeling voor het conservatoir beslag op luchtvaartuigen.

1972

Vanaf 1972 geldt er een wettelijke regeling van conservatoir beslag op aandelen op naam en effecten op naam die geen aandelen zijn.

1992

Op 1 januari 1992 traden de Boeken 3, 5 en 6 BW, een nieuw executie- en beslagrecht en een nieuwe Kadasterwet in werking. Dit nieuwe recht werd zowel in de artt. 3:296-301 BW, als in de Boeken 2 en 3 Rv neergelegd. De meest in het oog springende verschillen met het vóór 1992 geldende recht, zijn de volgende:

  • voor elk conservatoir beslag is voorafgaand verlof van de president van de arrondissementsrechtbank (later de voorzieningenrechter van de rechtbank) nodig; de uitzonderingen daarop vervallen;
  • de vordering tot vanwaardeverklaring van een conservatoir beslag hoeft niet meer te worden ingesteld;
  • bij het conservatoire derdenbeslag is de verklaringprocedure vervangen door het afleggen van een buitengerechtelijke verklaring door de derdebeslagene;
  • zodra in de hoofdzaak een titel is verkregen die in Nederland voor tenuitvoerlegging vatbaar is, gaat het beslag na betekening van die titel over in een executoriaal beslag;
  • het conservatoir beslag tot afgifte van een zaak of levering van een goed is mogelijk;
  • het vreemdelingenbeslag is in ruimere mate mogelijk.