Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Afwijzing bezwaar tegen aangeboden bankgarantie die pas kan worden ingeroepen na een onherroepelijke uitspraak.

Prefadim had een namens De Kok aangeboden bankgarantie, conform het model 1999 van de Nederlandse Vereniging van Banken, ter opheffing van conservatoir beslagen, afgewezen. Volgens Prefadim zou de bankgarantie moeten kunnen ingeroepen, zodra een toewijzend vonnis in eerste aanleg, uitvoerbaar bij voorraad, wordt gewezen.

De voorzieningenrechter accentueert dat de aangeboden zekerheid zoals bedoeld in art. 705 lid 2 Rv voldoende moet zijn. Artikel 6:51 lid 2 BW eist dat de vordering behoorlijk gedekt is. Gelijkwaardigheid is voldoende. De wettekst eist niet dat de bankgarantie voor de beslaglegger (exact) dezelfde zekerheid, in elke stand van procedures, moet bieden als het beslag. Enig verschil in rechtsposities kan worden geaccepteerd, waarbij alle aspecten in beschouwing moeten worden genomen.

Het is juist dat de bankgarantie niet volledige gelijkheid in rechtsposities schept in vergelijking met het beslag. Bij toewijzing van de vordering in de hoofdzaak, uitvoerbaar bij voorraad, wordt het beslag executoriaal en kan uitwinning van het beslagen goed plaatsvinden. De aangeboden bankgarantie kan dan nog niet worden uitgewonnen. Dit is een verschil ten nadele van de beslaglegger.

Dit verschil is echter iets kleiner dan het op het eerste oog lijkt. Immers, de bankgarantie op zichzelf staat niet in de weg aan executoriale beslaglegging en executie op basis van het uitvoerbaar verklaarde veroordelend vonnis. De bankgarantie stelt in de preambule dat zij de opheffing en voorkoming van conservatoire beslagen beoogt. De beslaglegger doet geen afstand van het recht om een executoriale titel te gebruiken. Hij verwerkt dit recht niet. Misbruik van recht is er niet. De aangeboden bankgarantie regelt niet wat het effect is van deze executie op de bankgarantie. Aan te nemen is dat deze is uitgewerkt indien en voor zover de executie succes heeft. De crediteur kan dan daarop niet langer of verdergaand beroep doen, ook niet als daarna weer omstandigheden wijzigen.

De aangeboden bankgarantie heeft echter ook voordelen boven beslag. Ook deze aspecten moeten worden meegewogen.

Zo bevoordeelt de aangeboden bankgarantie de begunstigde boven een beslaglegger bij faillissement van de debiteur. Indien perfecte gelijkheid wordt nagestreefd moet de beslaglegger ook dan door de bankgarantie in de positie geplaatst worden als ware het beslag gehandhaafd. Het beslag zou dan vervallen en opgaan in het algehele faillissementsbeslag. Of en zo ja welk bedrag de beslaglegger aan uitkering in het faillissement zou gaan krijgen is niet te voorspellen. Het is niet aannemelijk dat het mogelijk is hiervoor een goede oplossing te vinden in een bankgarantie. Bij de nu aangeboden tekst van de bankgarantie wordt dit risico van insolventie voor de beslaglegger volledig weggenomen.

Hetzelfde geldt voor het geval van latere beslagen. Latere beslagen op hetzelfde goed leiden ertoe dat de beslaglegger moet gaan delen. De aangeboden bankgarantie neemt dit risico geheel weg. Ook hiervoor lijkt een regeling in de bankgarantie die gelijkheid realiseert niet mogelijk.

Een derde voordeel van de aangeboden bankgarantie boven beslag is aanwezig ingeval de vordering in eerste aanleg wordt afgewezen. Ingeval van beslag zal een (gebruikelijk ingestelde) tegenvordering in reconventie tot opheffing van het beslag, of tot het doen opheffen ervan door de beslaglegger, worden toegewezen. De zekerheid van het beslag is dan verdwenen. Zelfs bij latere vernietiging van een vonnis tot constitutieve opheffing, waardoor het beslag wordt geacht te zijn blijven voortbestaan, zal de zekerheid vaak feitelijk weg zijn. De aangeboden bankgarantie blijft ook dan volledige zekerheid bieden. Gelijkheid in behandeling zou er toe leiden dat de bankgarantie zou behoren te vervallen bij afwijzing van de vordering in eerste aanleg.

Een vierde voordeel is dat het aansprakelijkheidsrisico wegens een onrechtmatig beslag voor de beslaglegger groter is bij voortduren van het beslag dan bij de bankgarantie.

De voorzieningenrechter veroordeelt Prefadim om de ten laste van De Kok Bouwgroep gelegde beslagen op te heffen binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis en (cumulatief) na ontvangst van de bankgarantie.