Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Onrechtmatig beslag kan leiden tot immateriële schadevergoeding. Echter, niet is gebleken van causaliteit tussen onrechtmatig handelen en schade.

Feiten

Kramer is pachter van een boerenbedrijf in Friesland. Nadat zijn boerderij is afgebrand, sluit Kramer een financieringsovereenkomst met de toenmalige ABN. De bank zegt later de kredietrelatie op en legt revindicatoir beslag op het vee en de bedrijfsinventaris, die Kramer in eigendom tot zekerheid had overgedragen en een conservatoir derdenbeslag.

De bank vordert bij de rechtbank Leeuwarden het volledige nog uitstaande bedrag van haar vordering en vanwaardeverklaring van het gelegde beslag. Kramer voldoet de hoofdvordering gedurende de procedure. Hij vordert in reconventie vergoeding van schade als gevolg van de volgens hem onrechtmatig gelegde beslagen.

De rechtbank wijst de vordering van Kramer af. In hoger beroep oordeelt het hof Leeuwarden dat de bank door het leggen en gelegd houden van de beide voormelde beslagen 'jegens Kramer buitensporig en derhalve onrechtmatig (heeft) gehandeld'. Het hof veroordeelt de bank dan ook tot vergoeding van de schade als gevolg van de beslagen.

De Hoge Raad verwerpt het beroep in cassatie van de bank.

Schadestaatprocedure

Kramer start een schadestaatprocedure. In deze procedure vordert Kramer verschillende schadeposten, waaronder immateriële schade en belastingschade. Kramer stelt dat de bank ten onrechte conservatoir beslagen heeft gelegd, als gevolg waarvan hij zijn agrarisch bedrijf heeft moeten liquideren.

Hof

Na getuigenverhoren en deskundigenbericht oordeelt het hof Leeuwarden dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is geweest van liquiditeitsgebrek ten gevolge van het leggen en gelegd houden van het beslag, laat staan van een liquiditeitsgebrek dat in causaal verband staat met de keten van oorzaken en gevolgen, die uiteindelijk hebben geleid tot sluiting van het bedrijf van Kramer.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat naar het te dezen toepasselijke vóór 1 januari 1992 geldende recht is niet uitgesloten dat een onrechtmatig gelegd en gehandhaafd beslag kan leiden tot een aantasting van de persoon van de beslagene, die recht geeft op vergoeding van immateriële schade.

Echter, aangezien causaal verband tussen de handelwijze van de bank en de staking van het bedrijf ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat wel causaal verband bestaat tussen de beslagen en door de staking van het bedrijf teweeggebrachte psychische schade.

De opgevoerde belastingschade zou voortvloeien uit de vergoeding van andere schadeposten, te weten de posten samenhangende met staking van het bedrijf en (veronderstelde) verwerving van een nieuw boerenbedrijf.

Uit het in cassatie tevergeefs bestreden oordeel van het hof dat die posten niet toewijsbaar zijn omdat causaal verband ontbreekt tussen de handelwijze van de bank en de ongunstige ontwikkelingen na het beslag, volgt dat ook causaal verband ontbreekt tussen de handelwijze van de bank en de opgevoerde belastingschade.