Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Bank mag als derdebeslagene al dan niet opeisbare vorderingen verrekenen.

De procedure betreft een verklaringsprocedure in de zin van art. 477a Rv. Een verklaringsprocedure is bedoeld om een derde-beslagene die in gebreke blijft (deugdelijk) te verklaren omtrent een derdenbeslag te dwingen hetzij tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd, hetzij tot het alsnog afleggen van een deugdelijke verklaring.

De verklaring van de Rabobank dat de bank op de beslagdatum per saldo een vordering heeft op de schuldenaar is niet onduidelijk en dubbelzinnig, maar deugdelijk. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt immers niet in te zien hoe deze verklaring anders kan worden begrepen dan dat de Rabobank per saldo niets aan Breetech verschuldigd is.

Daarbij is niet van belang of de Rabobank ten tijde van de verklaring feitelijk al tot verrekening is overgegaan, omdat zij daartoe op elk door haar gewenste moment (alsnog) kan overgaan. Volgens de algemene bankvoorwaarden is de Rabobank immers bevoegd hetgeen zij al dan niet opeisbaar of onder voorwaarden van Breetech te vorderen heeft te verrekenen met al dan niet opeisbare tegenvorderingen van Breetech op de bank.

Nu het beslag de verweermiddelen van de Rabobank jegens eiser onverlet laat (vgl. HR 30-11-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3953 (De Jong/Carnifour)), is de Rabobank ook bevoegd zich jegens eiser op verrekening te beroepen. De stelling van eiser dat het rechtens onjuist zou zijn dat de Rabobank zich in de gegeven situatie op verrekening zou beroepen, omdat zij zich daarmee een sterkere positie toe-eigent dan haar als concurrente (mede)crediteur toekomt, vindt daarom geen steun in het recht.

Subsidiair heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat de Rabobank onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door de debet- en creditsaldi op de verschillende bankrekeningen van Breetech te verrekenen.

Rabobank Velsen heeft hiertegen terecht aangevoerd dat het instellen van een vordering op deze grondslag in de onderhavige verklaringsprocedure ex art. 477a Rv niet mogelijk is. Rabobank Velsen is immers in de verklaringsprocedure betrokken in haar hoedanigheid van derde-beslagene.

Art. 477a Rv bepaalt expliciet welke vorderingen de executant in die procedure jegens de derde-beslagene ten dienste staan.

Daarmee verhoudt zich niet dat de executant in die specifieke procedure ook anderszins jegens de derdebeslagene zou kunnen ageren, zoals in dit geval uit onrechtmatige daad.

Eiser wordt daarom niet ontvankelijk verklaard in zijn subsidiaire vordering.

Gerelateerde artikelen