Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Op de beslaglegger rust de bewijslast dat een verklaring onjuist is.

Geïntimeerden hebben vanwege een vordering uit onrechtmatige daad op de echtgenoot van appellante conservatoir beslag onder haar gelegd op al hetgeen zij ten behoeve van haar echtgenoot onder zich heeft of mocht verkrijgen. De echtgenoot is jegens geïntimeerden tot betaling veroordeeld.

Appellante heeft verklaard niets van haar echtgenoot (met wie zij buiten gemeenschap van goederen gehuwd is) te vorderen te hebben. Geïntimeerden hebben deze verklaring bestreden.

Rechtbank

De rechtbank heeft appellante veroordeeld tot betaling als ware zij zelf schuldenaar. Zij gaat in beroep. Appellante is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat de verklaring niet voldoet aan de vereisten van art. 476a lid 2 Rv jo art. 476b Rv en dat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht en exhibitieplicht.

Hof

Nu appellante een verklaring heeft afgelegd, ligt de bewijslast dat deze verklaring onjuist is bij de beslaglegger ligt.

Appellante heeft in voldoende mate betwist dat haar echtgenoot een bedrag van € 250.000,- van haar te vorderen heeft. Vooralsnog valt niet in te zien dat de enkele omstandigheid dat de echtgenoot de hypotheekrente heeft betaald (hetgeen appellante overigens betwist) zou leiden tot een vordering van de echtgenoot op appellante; dit, gezien het feit dat beiden zich jegens de hypotheekbank tot betaling van de rente hebben verbonden en mede gelet op het feit dat het gaat om betaalde rente voor de echtelijke woning die door appellante en haar echtgenoot gezamenlijk wordt bewoond.

Geïntimeerden worden toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat de verklaring van appellante onjuist is.

Gerelateerde artikelen