Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Art. 47 Fw geldt ook voor betalingen van een schuldenaar aan de latere failliet in het zicht van diens faillissement.

Feiten

APO BV, Meerhuys BV en nog een derde vennootschap verbinden zich in september 1980 ten opzichte van Bank Mees en Hope als hoofdelijk schuldenaren voor hetgeen één van deze vennootschappen aan de bank verschuldigd is of zal worden. De Koning is directeur-grootaandeelhouder van zowel APO als Meerhuys.

Meerhuys heeft een rekening-courant bij de bank. Begin maart 1982 staat Meerhuys ongeveer ƒ 860.000,00 bij de bank in het rood. Zelf heeft zij een rekening-courantvordering op APO van tenminste ƒ 750 000. Ook APO staat bij de bank in het rood.

Op 12 maart 1982 spreken de bank en De Koning - beiden weten dat het faillissement van Meerhuys is aangevraagd - af dat de bank aan APO een extra krediet van ƒ 750 000 zal verlenen, met welk bedrag APO haar schuld aan Meerhuys zal aflossen door overmaking van dit bedrag op de rekening van Meerhuys bij de bank. Dit wordt op dezelfde dag uitgevoerd. 

Op 17 maart 1982 gaat Meerhuys failliet. Mr. Loeffen is curator. De curator dagvaardt de bank. Hij vordert een verklaring voor recht dat de betaling op 12 maart 1982 van Meerhuys aan de bank nietig is op basis van art. 47 Fw en vordert betaling van ƒ 750.000,00.

Rechtsvraag

Art. 47 Fw spreekt over voldoening door de schuldenaar. In dit geval had niet de schuldenaar - Meerhuys - aan de bank een bedrag betaald, maar had een schuldenaar van de failliet - APO - een bedrag overgemaakt op de bankrekening van de failliet en deze betaling was door de bank in rekening-courant geboekt, waardoor het debetsaldo van de failliet met het betaalde bedrag ad ƒ 750 000 was verminderd. Valt deze vermindering van het debetsaldo aan te merken als voldoening door de schuldenaar aan een opeisbare schuld in de zin van art. 47 Fw?

Rechtbank

De rechtbank beantwoordt de rechtsvraag bevestigend en wijst de vorderingen van de curator toe.

De bank gaat in hoger beroep.

Hof

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de curator alsnog af. Het hof oordeelt dat in de overschrijving van het bedrag van ƒ 750 000 geen betaling of voldoening van de schuld door de failliet aan de bank besloten lag.

De curator stelt beroep in cassatie in.

Hoge Raad

De Hoge Raad beantwoordt de rechtsvraag bevestigend en vernietigt het arrest van het hof. De HR geeft een extensieve interpretatie aan art. 47 Fw. Deze interpretatie is als volgt:

  1. Er is geen goede reden waarom betaling aan de schuldeiser door de failliet zelf wel, doch betaling door een schuldenaar van de failliet niet vernietigbaar zou zijn, indien aan de eisen van art. 47 Fw is voldaan.
  2. Weliswaar wijst de wetsgeschiedenis er op, dat de wetgever heeft gedacht aan te kwader trouw handelen van de schuldenaar, doch de strekking van art. 47 Fw is om de schuldeiser die in strijd met de goede trouw tegenover de medeschuldeisers betaling ontvangt, het verkrijgene niet te laten behouden.
  3. Met de strekking van art. 47 Fw verdraagt zich niet, dat een vermindering van de bankschuld van de failliet door een creditering van de rekening van de failliet met via de bank betaalde vorderingen van de failliet, niet zou worden aangemerkt als de voldoening van een schuld in de zin van art. 47 Fw.
  4. De visie van het hof leidt er toe, dat banken in een voor hen gunstige uitzonderingspositie zouden komen die niet valt te rijmen met de onderlinge gelijkheid van schuldeisers. De bank is immers een crediteur van de failliet via wie betalingen aan de failliet lopen.

Gerelateerde artikelen