Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Beperkt beslag mogelijk op een eens per jaar uitgekeerd vakantiegeld. Strekking art. 475b e.v. Rv.

Feiten

De gemeente Spijkenisse legt onder de Sociale Verzekeringsbank beslag op de AOW-uitkering van X. Omdat de hoogte van de uitkering lager is dan de beslagvrije voet, wordt niets aan de gemeente afgedragen. Wel wordt in mei 2012 het deel van het vakantiegeld dat boven de maandelijkse beslagvrije voet uitkomt aan de gemeente overgemaakt. X vordert een verklaring voor recht dat het volledige vakantiegeld onder de beslagvrije voet valt en dat hij recht heeft op terugbetaling.

Kantonrechter

De kantonrechter wijst de vordering van X toe. De beslagvrije voet dient om de beslagene maandelijks minimaal negentig procent van de bijstandsnorm over te laten houden. Daarvan is hier geen sprake. X zou op jaarbasis minder ontvangen wanneer het vakantiegeld jaarlijks in plaats van maandelijks wordt uitbetaald.

Casatiemiddel

Omdat er geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, draagt de procureur-generaal bij de Hoge Raad de zaak voor tot cassatie in het belang der wet. Het vonnis van de kantonrechter is volgens hem onjuist, omdat het vaststellen van de beslagvrije voet als bedoeld in art. 475d Rv bij een maandelijks inkomen aldus dient te geschieden dat de beslagvrije ruimte telkens voor die maand wordt berekend, zodat al het inkomen dat meer bedraagt dan die beslagvrije voet, waaronder het jaarlijks uitgekeerde vakantiegeld, onder het beslag valt, ongeacht of het in eerdere maanden ontvangen inkomen per maand minder bedroeg dan de beslagvrije ruimte.

Hoge Raad

De regeling van de beslagvrije voet berust op de gedachte dat ingeval de beslagene, zoals regel is, zijn noodzakelijke uitgaven uit periodieke inkomsten moet bekostigen, hij voor de lopende kosten van het bestaan nog juist genoeg in handen moet krijgen, ook al ligt er beslag op dit inkomen. De minimaal noodzakelijke bestaanskosten worden in art. 475d Rv in beginsel gesteld op negentig procent van de voor de schuldenaar geldende bijstandsnorm (waarin de aanspraak op vakantiegeld is inbegrepen). Blijkens art. 475d lid 8 Rv dienen de periodieke inkomsten in beginsel per maand te worden berekend. Hetzelfde geldt, zoals volgt uit art. 475d lid 1 en 2 Rv voor de berekening en toepassing van de beslagvrije voet. Op grond van art. 475b lid 3 Rv dienen eventuele nabetalingen te worden toegerekend aan de maand waarin de betaling had dienen plaats te vinden.

De aanspraak op vakantiegeld is een bij wet voorgeschreven vast onderdeel van lonen en uitkeringen en onderscheidt zich daarin van andere vormen van extra beloningen, zoals een dertiende maand. De aanspraak op vakantiegeld wordt per maand opgebouwd en in de regel één keer per jaar uitbetaald; dit laatste kennelijk om te stimuleren dat het vakantiegeld daadwerkelijk voor vakantie wordt gebruikt.

De jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld is geen nabetaling in de zin van art. 475b lid 3 Rv omdat het niet gaat om een te late betaling van maandelijks verschuldigde bedragen.

Hoewel de maandelijkse aanspraak op vakantiegeld dus niet tot een maandelijks opeisbare vordering leidt - behoudens de hierna te vermelden mogelijkheid van een afwijkende regeling -, is die aanspraak wel te rekenen tot het maandelijkse loon of de maandtermijn van een uitkering.Bij het einde van de dienstbetrekking wordt aan de werknemer dan ook het bedrag aan vakantiegeld uitbetaald waarop hij op dat tijdstip aanspraak heeft verworven. Voorts biedt de wet voor veel gevallen de mogelijkheid om het vakantiegeld maandelijks te voldoen.

In verband met het hiervoor omschreven karakter van het vakantiegeld is het gerechtvaardigd, mede gelet op de strekking van de beslagvrije voet om het bestaansminimum te waarborgen, om voor de berekening van hetgeen aan de beslaglegger kan worden uitgekeerd in verband met de beslagvrije voet, de jaarlijkse uitkering van het vakantiegeld op één lijn te stellen met een nabetaling van de maandelijkse bedragen waarmee het vakantiegeld in de voorafgaande periode is opgebouwd.

Een andere opvatting, zoals die welke door het middel wordt aangevoerd, zou meebrengen dat de toepassing van de beslagvrije voet in gevallen waarin het maandelijkse inkomen beneden die voet blijft, tot verschillende uitkomsten leidt naar gelang het vakantiegeld jaarlijks dan wel maandelijks wordt uitbetaald. Aangezien het hier gaat om gevallen die in wezen gelijk zijn, bestaat voor dit verschil geen rechtvaardiging.

Art. 475b lid 3 Rv dient daarom voor de berekening van hetgeen aan de beslaglegger kan worden uitgekeerd in verband met de beslagvrije voet overeenkomstig te worden toegepast op de jaarlijkse uitkering van het vakantiegeld op de wijze als hierna vermeld.

De jaarlijkse uitbetaling van het vakantiegeld is geheel voor beslag vatbaar is indien het maandelijkse inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd, steeds boven de beslagvrije voet uitkwam. Indien het maandelijkse inkomen in die maanden steeds beneden de beslagvrije voet is gebleven, is het vakantiegeld slechts voor beslag vatbaar voor zover het als maandelijkse aanspraak tezamen met het daadwerkelijk in die maanden genoten inkomen zou zijn uitgekomen boven de beslagvrije voet in die maanden, telkens per maand beoordeeld.

Gerelateerde artikelen