Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Cessie tot zekerheid. Een vordering die afhankelijk is van de wilsverklaring van de schuldenaar is toekomstig. Vordering bestond bij de faillietverklaring nog niet.

Feiten

Mikkers is één van de maten in de maatschap Armecon. Hij brengt een bedrag van 250.000,00 Amerikaanse dollars in. Dit bedrag leent hij van Staal Bankiers. Later draagt hij tot zekerheid voor de terugbetaling aan de bank alle geldvorderingen over die hij nu of later zou hebben op onder andere de maatschap en haar maten. Weer later gaat Mikkers failliet.

Naar aanleiding van het faillissement van Mikkers maken de andere maten gebruik van het voortzettingbeding. Op grond van dit beding verkrijgen de betreffende maten de activa van de maatschap, waartegenover zij verplicht zijn om de passiva te voldoen en een bedrag gelijk aan de vast te stellen waarde van het maatschapsaandeel van Mikkers aan hem uit te keren.

Staal Bankiers vordert de vastgestelde en uit te keren waarde van het maatschapsaandeel van Mikkers op grond van de zekerheidscessie op. De curator van Mikkers stelt zich op het standpunt dat de cessie niet tegen de boedel kan worden ingeroepen, omdat de vordering van Mikkers op de maatschap ten tijde van de faillietverklaring nog niet bestond.

Rechtbank en hof

De rechtbank en het hof wijzen de vordering van Staal Bankiers af. Het hof overweegt dat, hoewel de vordering ten tijde van de cessie voldoende bepaald was, het ontstaan van deze vordering afhankelijk was van het faillissement van Mikkers en het inroepen van het voortzettingbeding door de andere maten.

Hoge Raad

Het hof is ervan uitgegaan dat de vordering 'waar het te dezen om gaat' - de vordering ter waarde van het maatschapsaandeel - bij de akte van cessie in voldoende mate is bepaald - zij vindt haar onmiddellijke grondslag in een rechtsverhouding die toen reeds bestond, namelijk de maatschapsovereenkomst - en dat zij derhalve rechtsgeldig was overgedragen.

Vervolgens heeft het hof - in het licht van HR 26-03-1982, NJ 1982, 615 (Viskotter Leon) terecht - zich de vraag gesteld of gezegd kan worden dat die vordering voor de faillietverklaring van Mikkers is ontstaan.

Die vraag heeft het hof ontkennend beantwoord, omdat het ontstaan van die vordering 'afhankelijk (was) van de vervulling van een aantal voorwaarden, waaronder de faillietverklaring van Mikkers en de keuze van de andere maten om de maatschap voort te zetten.

Het antwoord van het hof is juist. Een vordering die afhankelijk is van wilsverklaringen van de debiteur, ontstaat eerst door aflegging van deze wilsverklaringen. Van een voorwaardelijke vordering is dan geen sprake.

Vast staat dat de vereiste wilsverklaringen - de verkiezing de maatschap voort te zetten en de uitoefening van het recht het maatschapsaandeel over te nemen - eerst na de faillietverklaring zijn afgelegd. Dat brengt mede dat de vordering ten tijde van de faillietverklaring nog niet bestond.