Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Voldoende bepaalbaarheid vorderingen

Cessie van vorderingen op naam vindt plaats door middel van een akte van cessie (art. 94 lid 1 BW). Verpanding van vorderingen op naam vindt plaats door middel van een pandakte (art. 3:239 lid 1 BW).

Zowel bij cessie als bij verpanding van vorderingen op naam moeten de vorderingen - overeenkomstig art. 3:98 BW in verbinding met art. 3:84 lid 2 BW - ten tijde van de cessie c.q. verpanding in voldoende mate door de akte worden bepaald.

Deze eis van voldoende bepaaldheid mag niet strikt worden uitgelegd:

De rechter bepaalt in welke mate deze vorderingen, indien zij niet reeds ten tijde van de cesie c.q. verpanding zijn bepaald, bepaalbaar moeten zijn.

Vaststelling achteraf

Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor het overdragen of verpanden van vorderingen op naam noodzakelijk, maar ook voldoende, dat de desbetreffende akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. De enkele omstandigheid dat voor nadere specificaties te rade moet worden gegaan bij de boekhouding van de pandgever en van de bank, brengt niet mee dat de verpande vorderingen onvoldoende bepaalbaar zijn:

Omstandigheden van het geval

De vraag hoe specifiek die gegevens dienen te zijn, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval:

Een generieke omschrijving van de te verpanden vorderingen kan tot een geldige verpanding leiden indien aan de hand van de gegeven omschrijving kan worden bepaald welke vorderingen zijn verpand, en wie dus de pandgevers zijn. Het ontbreken van nadere specificaties van de betrokken vorderingen hoeft daarom niet eraan in de weg te staan dat zij voldoende bepaald zijn in de zin van art. 3:84 lid 2 BW.

Bedoeling akte

Niet is vereist dat de tot verpanding strekkende verklaring van de pandgever met zoveel woorden in de akte is opgenomen. De akte van verpanding behoeft evenmin de titel van de verpanding in te houden. Voldoende is dat de verkrijger van het recht van pand op de vordering redelijkerwijs uit de akte heeft mogen begrijpen dat zij tot vestiging van pandrecht was bedoeld:

Overige rechtspraak
Selbsteintritt

In de volgende twee arresten kwam de rechtsgeldigheid van een verzamelpandakte aan de orde, waarbij op basis van een volmacht op grond van de algemene bankvoorwaarden een bank vorderingen aan zichzelf kan verpanden.

  • HR 01-02-2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4134 (Van Leuveren q.q./ING)
    De situatie is dezelfde als in Dix q.q./ING Bank eerder: een kredietnemer die zich, tot zekerheid van al hetgeen hij aan een bank schuldig is en zal worden, door middel van een (stam)pandakte verbindt zijn toekomstige vorderingen op derden aan de ING te verpanden, en de ING die een onherroepelijke volmacht bedingt om de vorderingen daadwerkelijk aan zichzelf te verpanden. Het verlenen van de volmacht tot verpanding kan niet worden aangemerkt als een onverplichte rechtshandeling in de zin van art. 42 Fw.
  • HR 03-02-2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6947 (Dix q.q./ING Bank)
    Verpanding van vorderingen. Volmachtbeding niet onredelijk bezwarend. Geen verboden Selbsteintritt. Verpande vorderingen voldoende bepaald.