Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Contractueel cessieverbod. Goederenrechtelijke werking. Parallel met beoordeling verpandingsverbod in HR 17-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0168 (Oryx/Van Eesteren)

Svea Finans Nederland BV (SFN) en BAM Woningbouw BV twisten over de vraag of SFN als cessionaris aanspraak kan maken op betaling van facturen die het later failliet gegane KWR aan BAM heeft verstuurd. De facturen hebben betrekking op een aantal projecten waarvoor KWR in opdracht van BAM werkzaamheden heeft verricht:

Rechtsvraag

SFN stelt dat KWR volgens een overeenkomst van factoring haar handelsvorderingen aan SFN heeft verkocht en dat SFN daarom rechthebbende met betrekking tot de vorderingen is geworden. Volgens BAM zijn de vorderingen van KWR niet rechtsgeldig aan SFN overgedragen omdat het KWR volgens de van toepassing zijnde algemene voorwaarden verboden was haar vorderingen op BAM te cederen.

Rechtbank

De rechtbank wijst de vordering van SFN af. SFN gaat in hoger beroep.

Hof

Het hof komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank. Het verwijst naar HR 17-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0168 (Oryx/Van Eesteren), waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat art. 3:83 lid 2 BW ertoe leidt dat de overdraagbaarheid van een vordering kan worden uitgesloten door een beding als in die uitspraak aan de orde. Overdracht in strijd met zo’n beding levert volgens de Hoge Raad niet slechts wanprestatie op van de tot de vordering gerechtigde; het beding heeft ongeldigheid van de overdracht tot gevolg. Weliswaar valt, zoals SFN aanvoert, niet uit te sluiten dat een beding dat de overdraagbaarheid van een vordering beperkt aldus bedoeld is dat overtreding daarvan niet tot ongeldigheid van de overdracht, maar slechts tot wanprestatie leidt (en dus niet is aan te merken als een beding als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW), maar SFN heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een dienovereenkomstige uitleg van het onderhavige beding kunnen onderbouwen.

Gerelateerde artikelen