Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

De verklaring van de derdebeslagene over het aan de beslagene verschuldigde bedrag rechtvaardigt op zichzelf niet dat hij dit bedrag betalen moet. De verklaring kan worden herroepen of gewijzigd. De derdebeslagene kan dat recht wel hebben verwerkt.

Feiten

P. de Jong Vlees BV legt conservatoir derdenbeslag onder Carnifour Company V.O.F. voor een vordering van Carnifour op een Ierse vennootschap, United Meat Packers (Ballyhaunis). Carnifour legt een schriftelijke verklaring volgens art. 476a Rv af. Daarin staat dat zij op het moment van beslag aan de debiteur een groot bedrag is verschuldigd.

De Jong verkrijgt een executoriale titel tegen Ierse vennootschap. Carnifour weigert aanvankelijk de daarin genoemde bedragen aan de deurwaarder af te dragen omdat zij zich bij het doen van haar verklaring heeft vergist en in werkelijkheid niets aan de debiteur verschuldigd was. Carnifour was het bedrag aan een andere Ierse vennootschap, United Meat Packers (Export) verschuldigd.

Onder druk van de oplopende rente betaalt Carnifour toch. Zij vordert het bedrag als onverschuldigd terug.

Rechtsvraag

In hoeverre staat het de derdebeslagene vrij om zijn verklaring te herroepen of te wijzigen?

Rechtbank en hof

De rechtbank Den Bosch en het hof Den Bosch stellen Carnifour in het gelijk. Zij vinden dat niet is komen vast te staan dat De Jong schade heeft geleden ten gevolge van de onjuiste buitengerechtelijke verklaring van Carnifour.

Hoge Raad

Bij de beoordeling van deze onderdelen moet het volgende worden vooropgesteld.

  1. In geval van derdenbeslag wordt de derdebeslagene, zonder daartoe zelf aanleiding te geven, betrokken in een geding tussen de executant en de geëxecuteerde.
  2. De derdebeslagene mag als gevolg van het derdenbeslag niet in een slechtere positie komen dan waarin hij stond tegenover de geëxecuteerde.
  3. Een derdebeslagene zal in beginsel ook niet meer aan de executerende deurwaarder behoeven te voldoen, of ter beschikking te stellen, dan hij aan de geëxecuteerde schuldig was of aan deze diende af te geven.

Deze uitgangspunten brengen mee dat de enkele omstandigheid dat een derdebeslagene op de voet van de art. 476a en 476b Rv heeft verklaard dat hij een bedrag aan de geëxecuteerde schuldig is, niet rechtvaardigt dat de derdebeslagene verplicht is om hetgeen hij volgens zijn verklaring aan de geëxecuteerde schuldig is, te voldoen aan de met de executie belaste deurwaarder.

Aangenomen moet worden dat het de derdebeslagene in beginsel vrij staat om zijn verklaring te herroepen of te wijzigen. Dit een en ander neemt niet weg dat, indien aan de in art. 6:162 BW vermelde vereisten is voldaan, een derde-beslagene onrechtmatig jegens de executant handelt door een onjuiste verklaring af te leggen. Mogelijk is ook dat, zo daartoe gronden zijn, moet worden aangenomen dat de derdebeslagene het recht heeft verwerkt zich erop te beroepen dat zijn verklaring onjuist was.

Opmerking

In HR 24-11-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7922 (FIC/Van Lieshout) gaat de Hoge Raad nog iets verder: de derdebeslagene kan ook na de betaling nog op een eerdere onjuiste verklaring kan terugkomen, mits de vordering niet is verjaard.