Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Derdenverzet. In het geding roepen van de geëxecuteerde. Verwijzing naar HR 11-07-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7679.

Feiten

A is in gemeenschap van goederen gehuwd met B. B heeft namens zijn vennootschappen met BV X een kredietovereenkomst gesloten. De vennootschappen en P zijn bij verstekvonnis hoofdelijk veroordeeld om aan de BV bedragen te betalen. B stelt tegen dit vonnis geen verzet in. De BV legt executoriaal beslag op de AOW- en pensioenuitkeringen van A.

Voorzieningenrechter

A vordert in kort geding opheffing en subsidiair schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslagen totdat over haar vernietigingsverklaring ex art. 1:88 BW is beslist in een door haar in te stellen procedure van derdenverzet.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. A gaat in hoger beroep. Zij stelt nog geen derdenverzet in.

Hof

Zoals A onderkent, zal zij op grond van art. 377 Rv derdenverzet moeten aanbrengen door dagvaarding van alle partijen tussen wie het vonnis is gewezen, dus ook tegen haar echtgenoot. Parallel hieraan bepaalt art. 438 lid 5 Rv dat verzet tegen de executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde. Aan de eis van dagvaarding van B heeft A in dit kort geding nog niet voldaan. Ter voorkoming van een niet-ontvankelijkverklaring in haar vordering in kort geding wordt zij daarom in de gelegenheid gesteld om B alsnog als partij in het geding te roepen, opdat ook B zich over haar vorderingen kan uitlaten.

Het gaat hier om een vordering in kort geding tot opheffing of schorsing van executoriale beslagen ten laste van een derde die zich door middel van derdenverzet wil verzetten tegen de executoriale titel (het verstekvonnis). Hiervoor gelden niet de maatstaven die uitsluitend zien op gevallen waarin een partij in een procedure die heeft geleid tot het desbetreffende vonnis, staking of schorsing van de executie daarvan vordert, aangezien het in dit geval gaat om een derde die zich met een beroep op vernietiging van een rechtshandeling in kort geding verzet tegen de executie van een vonnis dat is gewezen in een procedure waarin zij geen partij is (zie HR 11-07-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7679 (Van Kaam/Kantorengemeenschap).