Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Schuldeiser van een deelgenoot kan zich niet verhalen op een vordering van de gemeenschap op een derde.

De aanspraak van de deelgenoten op huurbetaling door de huurder(s) is één vorderingsrecht dat toekomt aan de gemeenschap (art. 6:15 BW). Bijzondere omstandigheden daargelaten geldt dat alleen betaling aan de gemeenschap de huurder bevrijdt: een deelgenoot is niet bevoegd de vordering (geheel of in evenredigheid met zijn aandeel in de gemeenschap) zelfstandig te incasseren, dat wil zeggen aan zichzelf te laten voldoen. Dat volgt uit art. 3:170 lid 2 BW: het aannemen van aan de gemeenschap verschuldigde prestaties geschiedt door de deelgenoten tezamen.

Op grond hiervan staat het een crediteur van een deelgenoot (Phiax) niet vrij zich, door executoriaal derdenbeslag onder de huurder, in evenredigheid met het aandeel in de gemeenschap van haar debiteur te laten voldoen door de debiteur van de gemeenschap. Deze beperking volgt uit het nemo plus iuris-beginsel: waartoe de deelgenoot zelf niet bevoegd is, is zijn crediteur evenmin bevoegd. De wet bevat, voor zover relevant voor dit geval, geen uitzondering op deze regel.

Hoewel het vorderingsrecht dus strikt genomen als 'goed' in de zin van art. 3:175 lid 3 BW geldt, staat de aard van dit goed eraan in de weg dat een onverdeeld aandeel in dat goed, wordt uitgewonnen door middel van executoriaal derdenbeslag.

De aangewezen weg is gewezen tijdens het wetgevingsproces, waarin is opgemerkt dat de schuldeiser van de deelgenoot beslag kan leggen onder de gezamenlijke deelgenoten c.q. onder de deelgenoot of derde die eventueel met het beheer of de vereffening is belast, op al hetgeen zij aan de schuldenaar-deelgenoot uit hoofde van de verdeling zullen moeten uitkeren.