Bijzondere gemeenschap ex art. 3:189 lid 2 BW. Beslag op het aandeel in tot een ontbonden vof behorende onroerende zaken in plaats van op het aandeel in de gemeenschap.
Feiten
Man en vrouw procederen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man was vennoot van een inmiddels ontbonden vennootschap onder firma. De vrouw maakt aanspraak op 50% van het aandeel van de man in de vof. De vrouw legt in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap conservatoir beslag op het onverdeelde 1/3 aandeel in de onroerende zaken die behorende tot de activa van de vof.
Voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de man tot opheffing van de conservatoir beslagen af.
Rechtsvraag
De man stelt in hoger beroep dat de vrouw geen conservatoir beslag op de onroerende zaken kon leggen, nu zij zich slechts kan verhalen op het aandeel van hem in de gemeenschap en niet op een afzonderlijk gemeenschappelijk goed.
Hof
Het hof geeft de man gelijk. De onroerende zaken vielen op het moment van het beslag in de gemeenschap van een ontbonden vennootschap onder firma. Deze gemeenschap is een bijzondere gemeenschap zoals bedoeld in art. 3:189 lid 2 BW.
Bij de gemeenschap van een ontbonden vennootschap gelden volgens art. 3:189 lid 2 BW bijzondere regels, zoals art. 3:190 BW: de schuldeiser van een deelgenoot kan zich zonder toestemming van de andere deelgenoten niet verhalen op een aandeel in een afzonderlijk gemeenschappelijk goed. De schuldeiser kan zich wél verhalen op het gehele aandeel van de schuldenaar in de gemeenschap (art. 3:191 lid 1 BW). In dat laatste geval moet volgens de parlementaire geschiedenis beslag worden gelegd op de voet van art. 474bb Rv.
In dit geval heeft de vrouw geen beslag gelegd op het aandeel van de man in de gemeenschap van de ontbonden vennootschap, maar op zijn aandeel in de tot deze gemeenschap behorende onroerende zaken, terwijl de andere voormalige vennoten van de vof daarmee niet hebben ingestemd zodat op laatstgenoemd aandeel geen verhaal voor een schuld van X mogelijk was (vgl. HR 30-03-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0805 (LISV/Grifhorst), HR 19-12-2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1816 (Rijgersberg/Ontvanger), en hof Arnhem-Leeuwarden 31-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9956, bekrachtigd in HR 12-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1600).
Dat bij de onroerende zaken is uitgegaan van het percentage dat (nagenoeg) correspondeert met het aandeel van X in de vof, is onvoldoende om van een geldig beslag te kunnen spreken, omdat niet gebleken is dat het vennootschapsvermogen uitsluitend de onroerende zaken omvatte.
Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en heft op het door de vrouw gelegde conservatoir beslag op.