Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Onjuiste wijze van beslaglegging op onroerende zaken.

Feiten

X legt ten laste van Y executoriaal beslagen op onroerende zaken. Y heeft de onverdeelde helft van het eigendom van de zaken, zijn echtgenote de andere onverdeelde helft. Y vordert de opheffing van de beslagen. Onder verwijzing naar HR 30-03-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0805 (LISV/Grifhorst) stelt Y zich op het standpunt dat de beslagen op de gehele onroerende zaken zijn gelegd en niet op de onverdeelde aandelen van Y daarin.

Rechtbank

X kan niet worden gevolgd waar zij aanvoert dat de wijze van beslaglegging geen grond vormt voor opheffing van de executoriale beslagen op de onroerende zaken. Volgens X zijn de onroerende zaken een verhaalsobject voor de crediteuren van X omdat X en zijn echtgenote in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd en de onroerende zaken daarmee onderdeel zijn van de huwelijksgoederengemeenschap.

X verliest uit het oog dat het aandeel van een deelgenoot in een gemeenschap een vermogensrecht van andere aard is dan de eigendom van tot de gemeenschap behorende zaken en dat uitgangspunt moet zijn dat bij het leggen van het beslag wordt gespecificeerd op welk vermogensrecht het wordt gelegd, nu bij de executie het daarbij te verkopen goed immers zal moeten zijn gespecificeerd (vgl. HR 30-03-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0805 (LISV/Grifhorst) en HR 19-12-2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1816 (Rijgersberg/Ontvanger). X heeft dus niet op juiste wijze ten laste van Y beslag gelegd op de onroerende zaken. Dat X zich kan verhalen op de huwelijksgoederengemeenschap die bestaat tussen Y en zijn echtgenote, maakt dit niet anders. De beslagen zullen daarom worden opgeheven.