Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Volgens art. 94d lid 1 Sv kan de officier van justitie, tot bewaring van het recht tot verhaal, namens de staat de bevoegdheden uitoefenen, die in het BW en het Rv zijn toegekend aan een schuldeiser die in zijn verhaalsmogelijkheden is benadeeld als gevolg van een onverplicht door de schuldenaar verrichte rechtshandeling. Art. 94c Sv, onder c en e, is van overeenkomstige toepassing.

Art. 94d lid 2 Sv bepaalt dat, voor de toepassing van art. 3:46 BW en art. 3:47 BW, het in die artikelen bedoelde vermoeden van wetenschap geldt voor rechtshandelingen welke door de verdachte of veroordeelde zijn verricht binnen één jaar vóór het tijdstip waarop de vervolging tegen hem is aangevangen.

Art. 94d lid 3 Sv: de officier van justitie heeft voorts tot bewaring van het recht tot verhaal de bevoegdheid namens de staat als schuldeiser in het faillissement van de verdachte of veroordeelde op te komen. Zolang het bedrag van de boete of van het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel nog niet vaststaat wordt de officier van justitie geacht voor een voorwaardelijke vordering op te komen.

Volgens art. 94d lid 4 Sv behoudt de officier van justitie de in art. 94d lid 1 Sv en art. 94d lid 2 Sv bedoelde bevoegdheden ondanks faillissement, voor zover de voorwerpen waarop de onverplichte rechtshandelingen betrekking hebben, niet door de curator op grond van art. 42 Fw tot en met art. 51 Fw worden opgevorderd.