Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Het verlenen van een pandrecht op een vordering van de pandgever aan de pandnemer heeft niet tot gevolg dat alle bevoegdheden met betrekking tot die vordering aan de pandnemer overgaan. De pandnemer loopt bijvoorbeeld het risico dat de pandgever afstand van de vordering doet.

  • HR 21-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:415 (Immum’Âge/Neo-River)
    De aan een vordering verbonden schuldeisersbevoegdheden gaan door het vestigen van een beperkt recht op die vordering niet zonder meer over op de beperkt gerechtigde. Voor wat betreft het pandrecht schept art. 3:246 BW weliswaar een aantal bevoegdheden voor de pandhouder, maar andere schuldeisersbevoegdheden blijven bij de pandgever rusten. Tot die bevoegdheden behoort ook het doen van afstand van de verpande vordering. De pandhouder is voldoende beschermd tegen benadeling in zijn belang bij het verpande, door de mogelijkheid de betreffende rechtshandeling te vernietigen op grond van art. 3:45 BW