Begrip
Een stil pandrecht is een pandrecht op een vordering op naam dat wordt gevestigd bij authentieke akte of geregistreerde onderhandse akte, zonder mededeling daarvan aan de debiteur. Voorwaarde is dan wel dat de vordering op het tijdstip van de vestiging van het pandrecht reeds bestaat of rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding (art. 3:239 lid 1 BW).
Verklaring pandgever (art. 3:237 lid 2 BW)
Art. 3:237 lid 2 BW (dat betrekking heeft op bezitloos pandrecht bij roerende zaken) is van overeenkomstige toepassing (art. 3:239 lid 2 BW). Op grond van deze bepaling is de pandgever verplicht in de akte te verklaren dat hij tot het verpanden van de roerende zaken bevoegd is, alsmede dat, hetzij dat op het goed geen beperkte rechten rusten, hetzij welke rechten daarop rusten.
Tekortschieten pandgever of schuldenaar (art. 3:239 lid 3 BW)
Wanneer de pandgever of de schuldenaar in zijn verplichtingen jegens de pandhouder tekortschiet of hem goede grond geeft te vrezen dat in die verplichtingen zal worden tekortgeschoten, is deze bevoegd van de verpanding mededeling te doen aan de in het eerste lid genoemde personen. Pandhouder en pandgever kunnen overeenkomen dat deze bevoegdheid op een ander tijdstip ingaat (art. 3:239 lid 3 BW).
Goede trouw pandhouder (art. 3:239 lid 4 BW)
Art. 3:88 BW (derdenbescherming) geldt slechts voor de pandhouder wiens recht overeenkomstig art. 3:239 lid 1 BW is gevestigd, indien hij te goeder trouw is op het tijdstip van de in art. 3:239 lid 3 BW bedoelde mededeling (art. 3:239 lid 4 BW).
Openbaar pandrecht (art. 3:236 lid 2 BW)
Tegenover een stil pandrecht staat een openbaar pandrecht, dat wordt gevestigd op de wijze van art. 3:236 lid 2 BW.
Stille cessie (art. 3:94 lid 3 BW)
De voorwaarden voor de vestiging van een stil pandrecht zijn vergelijkbaar met de voorwaarden voor de vestiging van een stille cessie (art. 3:94 lid 3 BW)