Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Executoriaal beslag op tegoed op bankrekening. Toepasselijkheid beslagvrije voet.

Feiten

Eiser is door de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot tot betaling aan Woonbron. Woonbron legt op grond van een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam executoriaal derdenbeslag op het tegoed op de bankrekeningen van eiser bij de ABN AMRO-bank. Eiser verzoekt Woonbron tevergeefs de beslagvrije voet toe te passen en vordert daarop in kort geding de opheffing van het beslag, behoudens voor zover het door het beslag getroffen banksaldo de beslagvrije voet te boven gaat.

Voorzieningenrechter

Op grond van art. 475c Rv. is een beslagvrije voet verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van onder meer loon, pensioen en uitkering tot levensonderhoud. De wet verzet zich echter niet tegen beslaglegging op het saldo op een bankrekening zonder dat daarbij toepassing wordt gegeven aan de beslagvrije voet, ook niet wanneer daardoor feitelijk inkomen wordt beslagen dat nog wel onder het bereik van de beslagvrije voet zou zijn gevallen als het beslag zou zijn gelegd onder de betaler van het loon, het pensioen of de uitkering tot levensonderhoud. Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Van misbruik van bevoegdheid is onder meer sprake indien men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (art. 3:13, leden 1 en 2 BW).

De executoriale beslaglegging heeft doel getroffen ten aanzien van het tegoed op de spaarrekening van eiser. Deze executoriale beslaglegging als zodanig levert nog geen onevenredigheid op in de voormelde zin. Woonbron wist, noch behoorde te weten, of het executoriale beslag op de spaarrekening doel zou treffen en zo ja, uit welke bron het geld op de spaarrekening afkomstig was. Het handhaven van dit executoriale beslag levert in dit geval echter wel een misbruik van bevoegdheid op, voor zover hierbij de beslagvrije voet niet wordt toegepast. Ingevolge art. 11.3. lid 1 WSF 2000 is studiefinanciering in het geheel niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag. In dit geval is weliswaar geen sprake van een (rechtstreeks) executoriaal beslag op studiefinanciering, maar is wel voldoende aannemelijk dat het beslag op de spaarrekening (voornamelijk) doel heeft getroffen op geld dat net daarvoor als studiefinanciering was uitbetaald. De herkomst van dit geld is derhalve in voldoende mate bepaalbaar.

Uit de overgelegde bescheiden blijkt voorts dat de belastingdienst een bedrag aan huurtoeslag aan eiser heeft betaald en dat eiser een deel daarvan naar zijn spaarrekening heeft overgemaakt. Ook de herkomst van dit geld is derhalve in voldoende mate bepaalbaar. Het is aannemelijk dat het geld op de spaarrekening van eiser de enige middelen van bestaan van eiser en zijn gezin vormt en dat dit geld de partner van eiser in staat stelt om een studie te volgen en de kosten van levensonderhoud tijdens die studie te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat eiser over andere financiële middelen beschikt. eiser heeft onbetwist gesteld dat hij werkloos is.

De voorzieningenrechter tekent duidelijkheidshalve aan dat het oordeel inhoudt dat het misbruik van bevoegdheid niet is gelegen in het leggen van het beslag, maar in de onverkorte handhaving daarvan zonder het -in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigde- verzoek van eiser te honoreren om de beslagvrije voet toe te passen.