Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Toepassing van artt. 551-553 en 482-490a Rv bij betaling opbrengst aan een ander dan de notaris. Retentierecht bij faillissement.

Feiten

X is eigenaar van een pand. Fortis is hypotheekhouder. X geeft aannemer Heembouw Roelofarendsveen BV opdracht tot sloop van het pand en tot bouw van vier appartementen ter plekke. X betaalt Heembouw niet. X wordt bij arbitraal vonnis tot betaling van de vordering veroordeeld (ruim f 800.000). Heembouw legt daarvoor executoriaal beslag. Ruim een jaar later wordt X bij arbitraal vonnis tot betaling van een tweede vordering van Heembouw veroordeeld (f 440.000). 

Het executoriaal beslag voor de eerste vordering leidt tot een executieveiling. Y, een bestuurder van Heembouw, koopt het pand. De netto-opbrengst is f 1.250.000. Y wordt eigenaar door inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing in de openbare registers. De notaris verklaart de koopprijs te hebben ontvangen, maar in werkelijkheid is Y het bedrag, met toestemming van de notaris, schuldig gebleven. Heembouw en Y zouden een en ander met elkaar verrekenen. X gaat kort daarna failliet. Mr. Kemp is curator.

Heembouw betaalt een bedrag van f 381.000 in depot bij de notaris. De notaris vult dit bedrag aan tot aan de netto-opbrengst van f 1.250.000. Fortis vraagt als schuldeiser in het faillissement van X om een rangregeling ex art. 551a Rv e.v.

Heembouw, Fortis en de curator maken aanspraak op de netto-opbrengst.

  • Heembouw omdat het totaal van haar beide vorderingen de opbrengst van het pand overtreft en zij op grond van art. 3:291 lid 2 BW een retentierecht tegen Fortis kan inroepen en dus volgens art. 3:292 BW voorrang boven Fortis heeft.
  • Fortis omdat Heembouw haar retentierecht niet tegen haar kan inroepen, nu X van haar geen toestemming had om opdracht tot sloop en bouw aan Heembouw te geven. Zou Heembouw wel op grond van haar retentierecht voorgaan boven haar, dan kan Heembouw aan dat retentierecht slechts voorrang ontlenen voor de eerste vordering. Voor het overige is het retentierecht teniet gegaan, omdat het pand na de executieverkoop niet in haar macht is gebleven.
  • De curator omdat Y de veilingkoopsom niet aan de notaris heeft betaald, maar buiten de notaris om met Heembouw heeft afgerekend, zodat de vordering van Heembouws op X was voldaan, en daarmee teniet gegaan. Ook de aanspraak op retentierecht was daarmee komen te vervallen. Heembouw kon dus niet tot de verzochte rangregeling worden toegelaten. Na betaling van het aan Fortis toekomende, moest het saldo daarom aan de curator worden uitgekeerd.
Rechtbank

De rechtbank Amsterdam verwerpt het standpunt dat de vordering van Heembouw op X door de tussen Y en Heembouw gemaakte afspraak teniet was gegaan en volgt zij voor het overige het namens Fortis subsidiair verdedigde standpunt. De rechtbank wijst er daarbij op dat art. 551 Rv voorschrijft dat de betrokkenen beslag hebben gelegd.

Hof

Het hof Amsterdam volgt het standpunt van de curator, vernietigt het vonnis en verklaart Heembouw niet-ontvankelijk in haar vordering tot toelating tot de rangregeling. Het hof leidt uit de feiten af dat Y de door hem als veilingkoper verschuldigde koopsom, met goedvinden van de notaris, niet op de voet van art. 524 Rv (Betaling koopprijs) aan hem heeft betaald maar aan Heembouw, en wel doordat Heembouw de verkoopopbrengst van de appartementen heeft ontvangen. Aangezien Heembouw niet heeft betwist dat die opbrengsten van de appartementen de vordering van haar op X overtroffen, is de vordering van Heembouw teniet gegaan. Op grond hiervan verklaart het hof voor recht dat de vordering van Fortis wordt voldaan uit de executieopbrengst en dat het restant van de executieopbrengst wordt afgedragen aan de curator.

Hoge Raad

Heembouw gaat in cassatie. De curator voert verweer. Fortis laat verstek gaan.

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en stelt Heembouw in het gelijk. De Hoge Raad overweegt als volgt:

De in de artt. 551-553 Rv neergelegde regeling van de verdeling van de opbrengst van de executoriale verkoop van onroerende zaken gaat uit van de situatie dat de executiekoper de koopprijs in overeenstemming met art. 524 Rv heeft voldaan in handen van de notaris, die daaruit de kosten van de executie voldoet en, als een gerechtelijke rangregeling nodig blijkt, de netto-opbrengst stort bij de in art. 551 lid 2 Rv bedoelde bewaarder. De gerechtelijke rangregeling vindt ingevolge art. 552 Rv plaats ten overstaan van een rechter-commissaris, die de taak heeft een staat van verdeling op te stellen met inachtneming van (onder meer) de artt. 482-490a Rv. Zij mondt, ook indien een renvooiprocedure op de voet van art. 486 Rv gevolgd is, uit in een bevelschrift of bevelschriften van de rechter-commissaris, waarin de houder van de netto-opbrengst gelast wordt de daaruit nog niet eerder voldane kosten te voldoen en aan de schuldeisers en de geëxecuteerde uit te betalen hetgeen hun volgens de staat van verdeling toekomt (art. 485 Rv en 489 Rv).

In dit geval is de koopsom niet in handen van de notaris gestort, maar aan de executant (Heembouw) ten goede gekomen doordat de executiekoper Y, de executoriaal verkochte zaak, nadat hij de eigendom daarvan had verworven, heeft doorverkocht en de opbrengst van die laatste verkoop aan de executant heeft doen toekomen. Dit heeft kunnen gebeuren doordat de notaris Y heeft toegestaan de koopprijs rechtstreeks aan Heembouw te betalen, en vervolgens niettemin verklaard heeft dat de koopprijs in zijn handen was gestort, zodat Y, in verband met het bepaalde in art. 525 lid 2 Rv, in staat was de eigendom van het pand te verkrijgen.

In verband met het stelsel van de wettelijke rangregeling als hiervoor weergegeven brengt redelijke toepassing van de artt. 551-553 Rv in verbinding met de artt. 482-490a Rv mee dat in een dergelijk geval bij de opstelling van de staat van verdeling geen rekening ermee wordt gehouden dat de koopprijs niet in handen van de notaris is gestort, en dat ook geen rol speelt waar die koopprijs als gevolg van de onregelmatigheden na de executieverkoop mogelijk wèl terecht is gekomen. De omstandigheid dat er geen door de notaris aangewezen bewaarder is die de netto-opbrengst onder zich heeft, staat hieraan niet in de weg, reeds omdat een notaris, die de ingevolge art. 551 Rv op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, op de voet van lid 4 van dat artikel, naast de Staat, jegens de belanghebbenden aansprakelijk is voor de daaruit voor hen voortvloeiende schade en dus (naast de Staat) moet instaan voor de aanwezigheid van de te verdelen netto-opbrengst.

Retentierecht

De Hoge Raad overweegt daarnaast dat Heembouw niet batig kan worden gerangschikt voor haar tweede vordering omdat Heembouw voor die vordering geen executiemaatregelen heeft getroffen. De wet geeft de schuldeiser met retentierecht geen recht van parate executie. Het verhaal door die schuldeiser dient dan ook volgens de normale regels plaats te hebben, dus door middel van beslag. Dat Heembouw zelf voor haar eerste vordering executeerde, brengt, ongeacht of zij al of niet voorrang kan doen gelden in verband met haar retentierecht, niet mee dat zij ook voor haar tweede vordering belanghebbende is bij de executieopbrengst. Waar Heembouw als schuldeiser van X ook niet kan worden aangemerkt als beperkt gerechtigde wiens recht door de executie is vervallen als bedoeld in art. 551 lid 1 Rv (verdeling van de opbrengst zonder rangregeling), behoort zij dus, met of zonder voorrang boven Fortis, slechts in de netto-opbrengst mee te delen voor de vordering waarvoor zij beslag op het pand heeft gelegd. Zij kan voor haar tweede vordering ook niet alsnog beslag leggen op de koopprijs en aldus daarvoor als belanghebbende aan de rangregeling deelnemen, omdat zodanig beslag slechts het na verdeling eventueel resterende surplus zou hebben kunnen treffen, ware het niet dat dat surplus aan X toekomt en dus onder het faillissementsbeslag valt.