Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Vordering ex art. 843a Rv afgewezen. Geen rechtsbetrekking tussen partijen. Een beroep op art. 22 Rv is voor een partij niet mogelijk. Rechtbank maakt wel gebruik van art. 22 Rv. 

Op grond van art. 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten onder meer inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Deze bijzondere exhibitieplicht vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven.

Niet in geschil is dat Kema de gevraagde bescheiden tot haar beschikking dan wel onder haar berusting heeft en dat zij tot op heden geen afschrift daarvan aan Source heeft verstrekt. Voldaan is aan de voorwaarde dat het om bepaalde bescheiden moet gaan. Verder heeft Source een rechtmatig belang bij de gevraagde bescheiden.

Echter, aan de voorwaarde ‘aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn’ is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. De gevraagde bescheiden betreffen immers interne instructies van een aan Dekra gelieerde buitenlandse vennootschap ten opzichte van haar werknemers. In die verhouding is Source geen partij.

De vordering van Source kan daarom niet op de voet van art. 843a Rv worden toegewezen.

Source vordert ook op grond van art. 22 Rv afgifte van afschriften van bescheiden. Aan deze vordering ligt kennelijk de gedachte ten grondslag dat art. 22 Rv aan een procespartij een bevoegdheid verschaft de rechter te verzoeken een andere procespartij te gelasten bepaalde bescheiden over te leggen.

Die opvatting is onjuist. De desbetreffende wetsbepaling richt zich tot de rechter, niet tot partijen, en geeft aan de rechter de bevoegdheid om, indien deze dat nodig acht, een bevel uit te vaardigen tot het overleggen van stukken. Partijen kunnen aan art. 22 Rv dus geen rechtens afdwingbare aanspraken jegens elkaar ontlenen en dus evenmin hierop een vordering baseren.

Dit laatste neemt niet weg dat de rechtbank vindt dat kennisneming van de door Source gevraagde bescheiden gewenst is. De rechtbank ziet daarom aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid ex art. 22 Rv en beveelt Kema een afschrift van bescheiden over te leggen.

Gerelateerde artikelen