Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Verdeling opbrengst anders dan bij beslagexecutie

De verdeling van de opbrengst na een hypothecaire verkoop verloopt anders dan bij beslagexecutie.

Betaling koopprijs (art. 3:270 lid 1 BW)

De koper moet  de koopprijs betalen aan de notaris, bij wie de openbare verkoop heeft plaatsgevonden of door wie de akte van overdracht ingevolge de onderhandse verkoop is verleden. De executiekosten worden uit de koopprijs voldaan (art. 3:270 lid 1 BW).

Betaling aan de hypotheekhouder (art. 3:270 lid 2 BW)

Volgens art. 3:270 lid 2 BW draagt de notaris uit de netto-opbrengst af hetgeen de hypotheekhouder volgens een door hem aan de notaris te geven verklaring hetgeen hem toekomt, aan hem af, als:

  • geen hypotheken van een ander dan de verkoper zijn ingeschreven;
  • geen schuldeiser op het goed of op de koopprijs beslag heeft gelegd of zijn vordering ontleent aan art. 264 lid 7 BW;
  • er door de executie geen beperkt recht op het goed vervalt of een recht van een huurder of pachter verloren gaat.

Het overschot keert de notaris aan de hypotheekgever uit (art. 3:270 lid 2 BW).

Betaling aan bewaarder (art. 3:270 lid 3 BW)

Betaling aan bewaarder

Zijn er meer hypotheekhouders of zijn er beslagleggers of beperkt gerechtigden, dan stort de notaris de netto-opbrengst - dat wil zeggen: de opbrengst onder aftrek van de executiekosten - onverwijld bij een door hem aangewezen bewaarder volgens art. 445 Rv (art. 3:270 lid 3 BW, eerste zin).

Betaling aan eerste hypotheekhouder

Wanneer het goed door de eerste hypotheekhouder is verkocht en deze vóór of op de betaaldag aan de notaris een verklaring heeft overgelegd van hetgeen hem van de opbrengst toekomt, met vermelding van schuldeisers van wie de vordering boven de zijne rang neemt, blijft de storting achterwege voor hetgeen aan de verkoper volgens deze verklaring toekomt, en keert de notaris dit aan deze uit (art. 3:270 lid 3 BW, tweede zin).

Goedkeuring verklaring

De verklaring moet zijn voorzien van een aantekening van de voorzieningenrechter van de rechtbank in het arrondissement waarin de onroerende zaak is gelegen, inhoudende dat hij de verklaring heeft goedgekeurd, nadat hem summierlijk van de juistheid ervan is gebleken. Tegen de goedkeuring is geen hogere voorziening toegelaten (art. 3:270 lid 3 BW, derde zin).

Vermoeden onjuiste verklaring (art. 3:270 lid 4 BW)

Ingeval de notaris ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de hem ingevolge art. 3:270 lid 2 BW of art. 3:270 lid 3 BW verstrekte verklaring onjuist is, kan hij de uitkering aan de hypotheekhouder opschorten tot de in art. 3:270 lid 3 BW aangewezen voorzieningenrechter op vordering van de meest gerede partij of op verlangen van de notaris omtrent de uitkering heeft beslist (art. 3:270 lid 4 BW).

Overeenstemming over verdeling (art. 3:270 lid 5 BW)

Wanneer de hypotheekhouders, de schuldeisers die op het goed of op de koopprijs beslag hebben gelegd of hun vorderingen ontlenen aan artikel 264 lid 7, de beperkt gerechtigden van wie het recht door de executie vervalt, alsmede degene wiens goed is verkocht het vóór de betaaldag omtrent de verdeling van de te storten som eens zijn geworden, blijft de storting achterwege en keert de notaris aan ieder het hem toekomende uit ((art. 3:270 lid 5 BW).

Aansprakelijkheid notaris en staat (art. 3:270 lid 6 BW)

Voor zover de verplichtingen welke ingevolge dit artikel op de notaris rusten, niet worden nagekomen, is de staat jegens belanghebbenden voor de daaruit voor hen voortvloeiende schade met de notaris hoofdelijk aansprakelijk (art. 3:270 lid 6 BW).

Dwingend recht (art. 3:270 lid 7 BW)

Art. 3:270 lid 7 BW bepaalt dat van het bepaalde in art. 3:270 BW niet kan worden afgeweken.

Na de betaling van de koopprijs zijn alle in art. 3:270 lid 5 BW  genoemde belanghebbenden bevoegd een gerechtelijke rangregeling te verzoeken om tot verdeling van de opbrengst te komen overeenkomstig de formaliteiten die in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn voorgeschreven (art. 3:271 lid 1 BW).

Indien deze belanghebbenden met betrekking tot de verdeling alsnog tot overeenstemming komen en daarvan door een authentieke akte doen blijken aan de bewaarder bij wie de opbrengst is gestort, dan keert deze aan ieder het hem volgens deze akte toekomende uit (art. 3:271 lid 2 BW).

Een verkoper die van de notaris betaling heeft ontvangen, is verplicht desverlangd aan hem wiens goed is verkocht, en aan de schuldenaar binnen één maand na de betaling rekening en verantwoording te doen (art. 3:272 lid 1 BW).

Een hypotheekhouder, een schuldeiser of een beperkt gerechtigde, die in de rangregeling is begrepen, kan binnen één maand na de sluiting daarvan gelijke rekening en verantwoording vragen, indien hij daarbij een rechtstreeks belang heeft (art. 3:272 lid 2 BW).

Door de levering ingevolge een executoriale verkoop en de voldoening van de koopprijs gaan alle op het verkochte goed rustende hypotheken teniet en vervallen de ingeschreven beslagen, alsook de beperkte rechten die niet tegen de verkoper ingeroepen kunnen worden (art. 3:273 lid 1 BW).

Wanneer de koper aan de president van de rechtbank binnen welker rechtsgebied het verbonden goed zich geheel of grotendeels bevindt, de bewijsstukken overlegt, dat de verkoop met inachtneming van de wettelijke voorschriften heeft plaatsgehad en dat de koopprijs in handen van de notaris is gestort, wordt hem van het tenietgaan en vervallen van de in het vorige lid bedoelde hypotheken, beperkte rechten en beslagen een verklaring verstrekt. Tegen de beschikking die een zodanige verklaring inhoudt, is geen hogere voorziening toegelaten (art. 3:273 lid 2 BW).

De verklaring kan bij of na de levering in de registers worden ingeschreven. Zij machtigt dan de bewaarder der registers tot doorhaling van de inschrijvingen betreffende hypotheken en beslagen (art. 3:273 lid 3 BW).

Wanneer een hypotheek is tenietgegaan, is de schuldeiser verplicht aan de rechthebbende op het bezwaarde goed op diens verzoek en op diens kosten bij authentieke akte een verklaring af te geven, dat de hypotheek is vervallen. Is de vordering waarvoor de hypotheek tot zekerheid strekte met een beperkt recht bezwaard, dan rust een overeenkomstige verplichting op de beperkt gerechtigde (art. 3:274 lid 1 BW).

Deze verklaringen kunnen in de registers worden ingeschreven. Zij machtigen dan tezamen de bewaarder tot doorhaling (art. 3:274 lid 2 BW).

Worden de vereiste verklaringen niet afgegeven, dan is artikel 29 van overeenkomstige toepassing (art. 3:274 lid 3 BW).

Is de hypotheek door vermenging tenietgegaan, dan wordt de bewaarder tot doorhaling gemachtigd door een daartoe strekkende verklaring, afgelegd bij authentieke akte door hem aan wie het goed toebehoort, tenzij op de vordering een beperkt recht rust (art. 3:274 lid 4 BW).

Een volmacht tot het afleggen van een verklaring moet schriftelijk zijn verleend (art. 3:275 BW).