Gronden
Het leggen van beslag heeft altijd een grond. Die ligt in de regel buiten het beslagrecht. Voorbeelden zijn:
- bij een executoriaal beslag: een executoriale titel;
- bij een strafvorderlijk klassiek beslag: een verdenking van een strafbaar feit;
- bij een conservatoir beslag: een vordering, veelal een geldvordering.
Einde beslag bij tenietgaan vordering
Het beslag heeft geen zelfstandig karakter. Gaat de vorderig teniet waarvan het beslag afhankelijk is, dan gaat daarmee ook het beslag teniet. Het vervalt van rechtswege door het tenietgaan van de vordering. Zo is een verhaalsbeslag afhankelijk van de vordering tot verhaal waarvan het beslag dient. Het tenietgaan van de vordering betekent het einde van het beslag.
- Dit laatste neemt niet weg dat er in de regel nog een handeling nodig is om het beslag feitelijk op te heffen. Bij een derdenbeslag zal de beslaglegger de derdebeslage moeten laten weten dat het beslag is vervallen. Bij een registergoed zal de beslaglegger het beslag in de openbare registers moeten doorhalen (vgl. art. 513a Rv)
Als een schuldeiser een toekomstige of nog niet opeisbare vordering op een wederpartij heeft, kan alleen in bijzondere omstandigheden verlof voor conservatoir beslag worden verleend. Van belang is, aan de ene kant, hoe hoe zeker de vordering is en, aan de andere kant, hoe aannemelijk het is dat de wederpartij niet aan die vordering zal voldoen.
De inhoud van dit artikel is alleen toegankelijk voor abonnees van beslagrecht.nl Klik hier om u te abonneren en toegang te krijgen tot dit en alle andere afgeschermde artikelen op beslagrecht.nl.
Een executoriaal verhaalsbeslag op een roerende zaak kan alleen worden gelegd voor een vordering waarvan het geldelijk beloop bepaalbaar is (art. 441 lid 1 Rv).
Wanneer de vordering niet is vereffend, worden na het beslag alle verdere vervolgingen gestaakt, totdat de vereffening is geschied (art. 441 lid 2 Rv).
Conservatoir beslag
Volgens de schakelbepaling van art. 712 Rv geldt art. 441 lid 1 Rv wel en art. 441 lid 2 Rv niet bij conservatoir beslag op roerende zaken.
Parlementaire geschiedenis
Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat conservatoir beslag onder omstandigheden mogelijk is voor vorderingen die nog niet opeisbaar zijn. Daar wordt immers opgemerkt (Parl. Gesch. Wijziging Rv. e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 108):
“Vervolgens heeft de Commissie het geval ter sprake gebracht van een nog niet opeisbare of voorwaardelijke vordering. In de memorie van toelichting op artikel 441 wordt erop gewezen dat ter zake van een zodanige vordering krachtens artikel 3.11.1 een veroordeling onder dezelfde tijdsbepaling of voorwaarde behoort te volgen, en dat in dit geval geen executoriaal beslag mogelijk is, vóórdat de vordering opeisbaar is geworden, respectievelijk de – opschortende – voorwaarde is vervuld. In een dergelijk geval is inderdaad wèl conservatoir beslag mogelijk, dat door het opeisbaar worden of de vervulling van de voorwaarde dan krachtens artikel 704 lid 1 van rechtswege in een executoriaal beslag overgaat. Anders dan de Commissie heeft verondersteld, is daarvoor geen procedure in de hoofdzaak meer nodig, noch het stellen van een daarop betrekking hebbende termijn als bedoeld in artikel 700 lid 3, nu zich hier het geval voordoet dat de eis in de hoofdzaak reeds vóór het conservatoire beslag aanhangig was gemaakt en – in dit geval – zelfs uitgeprocedeerd. Bestaat de executoriale titel in een notariële akte en is derhalve van een aanhangige of reeds voltooide hoofdzaak geen sprake, dan kan de president die het verlof tot conservatoir beslag geeft en die meent dat geen stof voor een hoofdzaak meer is te verwachten en dat de opeisbaarheid van de vordering of de vervulling van de voorwaarde niet lang meer zal uitblijven, de termijn waarbinnen de hoofdzaak eventueel moet worden ingesteld, zo ruim bepalen dat verwacht mag worden dat het beslag intussen krachtens artikel 704 lid 1 in zijn executoriale fase zal geraken. Te bedenken valt daarbij echter dat een executoriale titel die bestaat in een authentieke akte naar zijn aard de mogelijkheid van latere geschillen minder definitief afsnijdt dan een rechterlijke uitspraak, zodat de bevoegdheid van de president om krachtens artikel 700 lid 3 een termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak vast te stellen, voor deze gevallen behouden moet blijven.
In geval van een rechtelijke veroordeling tot periodiek te betalen bedragen als huur, loon en dergelijke zal, overeenkomstig het boven reeds opgemerkte, voor de nog niet opeisbare termijnen conservatoir beslag kunnen worden gelegd, dat zonder nadere procedure in een executoriaal beslag overgaat, naar gelang de termijnen opeisbaar worden. Het is dus niet nodig om telkens opnieuw beslag te leggen.”
Beslag (art. 504a lid 1 Rv)
Art. 504a lid 1 Rv bepaalt dat het beslag op een onroerende zaak slechts kan worden gelegd voor een vordering waarvan het geldelijk beloop bepaalbaar is.
Executoriale verkoop (art. 504a lid 2 Rv)
Art. 504a lid 2 Rv bepaalt dat, zolang de vordering niet is vereffend, niet tot executoriale verkoop kan worden overgegaan.