Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Executoriale verkoop onroerende zaak. Geen toepassing lossingsrecht schuldenaar zoals bij hypothecaire verkoop.

Bij een executoriale verkoop van een onroerende zaak waarop meer beslagen zijn gelegd, vindt volgens art. 513 lid 1 Rv de executie plaats op initiatief van degene die het eerst het proces-verbaal van beslag volgens art. 505 lid 1 Rv heeft doen inschrijven.

Gelet op het gelijkheidsbeginsel in art. 3:277 BW kan die beslaglegger daaraan geen voorrang op de opbrengst ontlenen. Zijn positie is dus duidelijk anders dan die van de executerende hypotheekhouder. Deze laatste hoeft immers, uitgezonderd de hoogpreferente voorrechten volgens art. 3:279 BW, de belangen van de beslagleggers op de verhypothekeerde zaak niet te respecteren.

De executoriale beslaglegger handelt echter bij de executie mede in het belang van de overige beslagleggers.

Daarom verkeert de executoriale beslaglegger die ook andere vorderingen op de beslagene heeft waarvoor geen beslag is gelegd, anders dan de hypotheekhouder, niet in de positie dat hij door met executie te dreigen, de schuldenaar onder omstandigheden ertoe kan bewegen niet alleen de vordering waarvoor het beslag is gelegd, maar ook die andere vorderingen te voldoen.

Er bestaat dus geen aanleiding voor overeenkomstige toepassing van het lossingsrecht van de hypothecaire schuldenaar.